Was het I./NJG 1 de vaste factor op Venlo, ook andere
eenheden maakten soms enige tijd gebruik van deze
Fliegerhorst. Niet alleen nachtjagers werden gestationeerd op
Venlo, ook dagjagers van II/JG.1 werden er in de zomer
van 1942 voor korte tijd ondergebracht. In de preiode dat
I./NJG 1 gebruik begon te maken van de He 219, zomer
1943, kwam I./NJG 2 op Venlo voor opfris trainingen.
Fliegerhorst Venlo ten opzichte
van het Ruhrgebied
Fliegerhorst Venlo lag als buffer vóór het Ruhrgebied. Het
was dus ook niet meer dan logisch dat naast nachtjagers
die de RAF bommenwerpers opvingen, er overdag tegen
Amerikaanse bommenwerpers moest worden geopereerd. Hiertoe
werd op 26 januari 1944 IV Jagd Geschwader 3 (IV./JG 3)
ondergebracht op Venlo. Op zondag 20 februari 1944 begon
Operation Argument, algemeen bekend geworden onder
de naam ‘Big Week’, als voor het eerst 1000 Amerikaanse
bommenwerpers worden ingezet tegen doelen in de bezette
gebieden.
Een Bf 109G van IV./JG 3 zoals
die vanaf Venlo opereerde
Escorterende jachtvliegtuigen claimden erg veel Duitse
vliegtuigen, waaronder acht Bf 109’s van IV./JG 3 afkomstig
van Venlo. Op 21 februari, een dag na de verliezen op de
zondag, komt Gruppenkommandeur Hauptman Heinz Lang om
het leven als hij wordt neergehaald door RAF Spitfires
nabij Luik. Een dag na het eerste grote bombardement door de
Amerikanen op Venlo, op 26 februari 1944, werd IV./JG 3
alweer verplaatst naar Salswedel.
Martin B-26G Marauders van
de 323rd Bomb Group
Het was dus beslist niet zo dat de Fliegerhorst van Venlo
ongestoord kon opereren. Het had al enkele malen
kleinschalig onder vuur gelegen van onder andere Mosquito
aanvallen, voor het op 25 februari 1944 serieus werd
gebombardeerd door de USAAF 323rd Bombardment Group van de
Ninth Air Force. Als onderdeel van ‘Big Week’ werden door
323rd Bomb. Group, naast het vliegveld van Leeuwarden, 80
bommenwerpers ingezet om Venlo aan te vallen met hun
Martin B-26B/C Marauders. Hierbij vielen zes doden onder de
bevolking van Venlo. Aan Duitse zijde zouden zeven
slachtoffers vallen.
De Me 163
Komet
(Op de Fliegerhorst
Venlo)
In januari 1939 begon professor doctor Alexander Lippisch
aan ‘Project X’. Het klinkt als een onderdeel uit een
slechte sciencefiction film, alleen, dit was echt. In
Afdeling ‘L’ van de Messerschmitt fabriek in Augsburg werd
hier het eerste raketvliegtuig uit de geschiedenis
ontwikkeld. Alles aan het kleine toestel was uniek te
noemen. Voor het eerst werd een schuin naar achteren
lopende vleugel gebruikt, welke een spanwijdte had van 9.33m.
Deze zogenaamde ‘vliegende vleugel’ had aan de
achterzijde een geïntegreerd hoogteroer. Onder het
richtingroer was de uitlaat van de raketmotor aangebracht.
Het was een explosief toestel, letterlijk en figuurlijk,
menig toestel klapte uiteen, vaak al bij het
levengevaarlijke bijvullen van de brandstof, een mengsel van
‘C-Stoff’ en ‘T-Stoff’.
Een linke business, het vullen
van de brandstoftanks van de
Komet
De kleine ‘Raketenjäger’, van slechts 5.98m lang startte
vanaf de grond op een afwerpbare trolley. Brandstof
voor slechts 7.5 minuten moesten het toestel, in een
recordtijd, op grote hoogte brengen. Na het uitvallen van
de motor, zweefde de jager terug naar de basis en landde op
een ski onder de romp. Na een eerste
proefvlucht vanaf Peenemünde, op 3 juni 1940 door testpiloot
Heini Dittmar, bleek de motor niet echt betrouwbaar, maar
de vliegkaraktereigenschappen waren prima. Begin 1941
werden vijf prototypen besteld onder de aanduiding Me 163.
Vervolgens werd de order gegeven om acht voorproductie
toestellen te bouwen. Tijdens testvluchten werden toen al
snelheden van bijna 550 km/u vastgelegd. Op 2 oktober 1941
werd testpiloot Dittmar, gezeten in een Me 163, tot een
hoogte van 4000 meter getrokken door een Bf 110. Nadat hij
was ontkoppeld, startte Dittmar de raketmotor en spoot naar
voren. Met de enorme snelheid van 1000.4 km/u ondervond
Dittmar opeens dat het kleine toestel in een duikvlucht raakte
en de controle verloor. Waarschijnlijk was dit de eerste
keer dat een vliegenier de effecten van de
‘geluidsbarrière’ ondervond toen hij 250 km/u boven het toen
bestaande snelheidsrecord vloog!
De vrij eenvoudige cockpit van
de Me 163B Komet
De eerste acht Me 163A Komet toestellen zouden als
trainer gebruikt worden, terwijl de Me 163B in productie
zou worden genomen als operationele vliegtuigen. Er was een
nieuwe raketmotor beschikbaar, maar de stuwtijd van de
motor was een armzalige 6 minuten geworden. Begin 1943
werd er op Kartshagen een speciale testeenheid opgericht, het
Erprobungskommando 16, onder leiding van Hauptmann
Wolfgang Späte. Op 26 april 1944 werd 20./Jagdgeschwader
1 ondergebracht bij Erprobungskommando 16 welke dan op Bad
Zwischenahn was gestationeerd en werd I/JG 400 gevormd,
onder leiding van Oberleutnant Robert Olejnik. Vanuit
Brandis begonnen de operaties in juli 1944 tegen de
bommenwerpers van de USAAF, zonder succes. Het eerste succes
kwam op 24 augustus toen Feldwebel Siegfried Schubert
twee B-17 Flying Fortresses neerhaalde binnen vijf
minuten.
De raketmotor Walter HWK 509A
van de Me 163 Komet (klik op de foto v. vergr.)
(foto: Burkhard Domke)
De raketmotor voor de Me 163 was een Walter HWK 509A welke
werd aangedreven door een vloeibare brandstof welke
bestond uit een mix van 20% hydrazine hydrate in methanol
(C-Stoff) en 80% geconcentreerde waterstof peroxide (T-Stoff)
en een katalysator van kalium cupro cyanide. Dit
explosieve mengsel had een stuwkracht van 150 tot 1701
kilogram. Voor het eerst geplaatst in het prototype van
een Me 163B, de V1, in augustus 1943 kon het een snelheid
behalen van 959 km/u. Als de piloot zuinig omsprong kon de Me
163 rond de 15 tot 20 minuten de raketmotor gebruiken,
maar er was maar ruimte voor 7 en een halve minuut aan
brandstof. En bij vol vermogen tijdens operaties waren de
brandstoftanks al leeg in 4 minuten en 11 seconden!
Hier is goed te zien hoe klein de
Me 163 Komet was
Er werden slechts 370 Me 163 Komet’s gebouwd en
waren niet echt succesvol. Slechts 9 bevestigde
overwinningen door de enige operationele Komet groep,
JG400, werden behaald tegen 14 verloren toestellen
tijdens operationele vluchten.
Een voorbeeld van een Me 163
Komet van I./JG400
Op Fliegerhorst Venlo werd in juni 1944 het 1. Staffel van
de Gruppe Jagdgeschwaders 400 gestationeerd, gevolgd in
juli door Stab I/JG 400 Gruppe en 2. Staffel./JG 400. Hier,
op Venlo, had JG 400 tien Me 163 Komet's tot hun
beschikking maar het kostte veel tijd om ze operationeel te maken, en
uiteindelijk zouden er slechts 2 operationeel worden gemaakt.
Vanaf Venlo werden geen succesen gescoord op Amerikaanse
bommenwerpers. Het was ook erg lastig vliegen met grote
snelheid tussen vrij trage Amerikaanse bommenwerpers. Voor
je het wist kwam een bommenwerper in het vizier, of je was er
alweer voorbij. De beste tactiek was, snel tot grote
hoogte stijgen en zwevende door de formaties bommenwerpers
vliegen. Eenmaal op de korrel, werd het vuur geopend door de
twee 30mm MK 108 kanonnen in de vleugelwortel. Om de piloot
enige bescherming te bieden, was de vooruit 90mm dik.
Op 25 juli 1944 vertrok 1. Staffel I./JG 400 alweer van
Venlo, gevolgd door de andere Staffeln in augustus en was
I./JG 400 in zijn geheel ondergebracht op Brandis.
Me-163B, gevlogen door Hptm. Herbert Frömert van
Jagdgeschwader 400
III./KG 3 en de He
111H-22 (met V1)
(Op de Fliegerhorst
Venlo)
De Me 163 Komet was niet het enige ‘wunderwaffe’
welke vanaf Venlo opereerde. In dezelfde periode dat I./JG
400 was gestationeerd op de Venlo, kwam ook op 28 juni
1944 het III./KG 3, onder commando van Hauptmann Martin
Vetter, met de Heinkel He 111H-22 bommenwerpers naar deze
Fliegerhorst. III./KG 3 had de verantwoording om met de
Fieseler Fi 103 R (de V1 vliegende bom) bewapend richting
Engeland te vliegen en deze boven de Noordzee te lanceren
op Londen en Southampton.
Heinkel He IIIH-16 (CK+UE) met
een Fieseler Fi 103 V90 (V1 vliegende bom) onder de
bakboord vleugel tijdens een testfase op Karlshagen in
september 1943
Op Venlo was Stab III/KG 3 en 7-en 8
Staffel onder gebracht terwijl 9 Staffel van III./KG 3 op
Gilze-Rijen was gestationeerd gedurende dezelfde periode.
Op dezelfde dag, dat III./KG 3 gestationeerd werd op Venlo,
op 28 juni, kwam ook een eenzame RAF Mosquito jachtbommenwerper
over Venlo gevlogen en wierp haar lading
op de Fliegerhorst, waarbij vier Duitsers omkwamen.
He 111H-22 (5K+GA) van Stab/KG
3, met een V1 onder de vleugel
(tekening: Claes Sundin)
III./KG 3 lanceerde 400 V1's en samen met KG 53, zou
III./KG 3 in totaal 1176 V1’s onder hun vleugels
richting Engeland hebben gebracht. Maar een onderzoek na de
oorlog liet zien dat 40% van de lanceringen mislukten.
Ook waren de verliescijfers groot, want met een
lancering werd even kortstondig de omgeving, en het
moederschip helder verlicht, waarop Geallieerde
nachtjagers als haviken op de Heinkels afdoken.
Nachtjagers claimden 22 He 111H-22 tijdens deze V1 lanceer
operaties, terwijl III./KG 3 en KG 53, door verschillende
oorzaken, 77 He 111H-22 als verloren noteerden.
Klik hieronder op de
B-17's van 100th Bomb Group,
één van de eenheden welke de Fliegerhorst Venlo zou bombarderen,...
|