Een
geallieerde fotoverkenner 'schiet' de
versperring
Hoe een invasiemacht
te stoppen.
Omdat niet om de paar meter een kazemat met een zwaar kanon
geplaatst kon worden, de Atlantikwall besloeg zo'n 4500 km
kustlijn, moest een andere oplossing worden gevonden om de
geallieerde invasie te vertragen of tegen te houden voor deze
de kust kon bereiken. Tussen de Widerstandneste werd
verdedigende infanterie geplaatst, in loopgraven, of in 'Tobruk' opstellingen. Hier
vanuit werden de landingstroepen beschoten met mortieren en
mitrailleurs. Voor het nabijgevecht werden dan verder geweer
en handgranaten gebruikt. Tegen pantservoertuigen waren er,
buiten anti-tank kanonnen, anti-tank mijnen en pantzerfauste
beschikbaar.
Het machinegeweer
was dodelijk vanuit de bescherming van een Tobruk
DE HINDERNISSEN LANGS
DE WATERLIJN
Maar de eerste verdediging begon al in de zee voor de kust.
Hier waren mijnenvelden met zeemijnen aangebracht. Het
volgende obstakel waren onder een zeer steile hoek opgestelde
houten palen met daarboven op een anti-tank Teller-mijn
geplaatst. Bij vloed was dan de mijn met de waterlijn op één
hoogte (ongeveer). Op sommige stranden waar het strand bij eb
ver de zee in liep, bestonden deze obstakels soms wel uit drie
rijen. Een schipper van een landingvaartuig werd gedwongen,
als hij deze palen ontwaarde, te slalommen. De vertraging was
ingezet.
De schuingeplaatste
palen werden geheid, of, zie de foto hierboven, met inspuiting van water in het zand vastgezet
Was het landingvaartuig langs dit obstakel, dan wachtte hem
de volgende verrassing. Een schuin geplaatste
driehoekstelling, van boomstammen, die aan de bovenzijde
voorzien was van, of Teller-mijnen, of scherpe ijzeren bladen
die in de romp van het landingsvaartuig moest snijden. Ook deze stellingen waren regelmatig in drie rijen
achter elkaar opgesteld. Vaak
was het een combinatie van beide, palen en stellingen, waarbij de tellermijn aan
de top verbonden was om bij vloed de beste uitwerking te
hebben.
De tellermijn boven op de
schuingeplaatste stam
De driehoekstellingen worden
geinspecteerd door Erwin Rommel,
(links, in de branding, zijn ook enkele 'Belgische Poorten' zichtbaar)
Een opvallende hindernis, welke vaak tussen de schuin geplaatste stammen met Tellermijn en
de driehoek opstellingen werd
geplaatst, was de Gointet Gitter, ook wel 'Belgische Poort' genoemd. Deze constructie was
al in 1933 bedacht door generaal Léon Edmond
de Cointet de Fillain om gebruikt te worden in de Maginot Linie.
De poorten konden ook met elkaar verbonden worden om een hek te over een weg. Een tank die
ertegen opreed duwde dan de gehele constructie voor zich uit, waardoor de poorten een onwrikbare
muur werden. De Duitsers namen het idee over en gebruikten het aan de Normandische kust.
Een
'Belgische Poort' wordt met 2 pk
verplaatst
Het was
de bedoeling dat dit obstakel verplaatst zou worden met het tij. Het was verrijdbaar en schoof tussen en eb
en vloed tussen de voorgaande hindernissen heen en weer. Ook
dit obstakel diende om de landingsvaartuigen open te rijten.
Deze hekvormige objecten waren eigenlijk te vermoeiend om
steeds weer te verplaatsten, zodat deze niet echt van grote
waarde bleken.
Een bewaard gebleven
'Belgische Poort' in Colleville-sur-Mer
Veldmaarschalk Erwin Rommel, die op 21 november 1943 van Hitler de opdracht kreeg de inspectie aan de
Atlantic Wall ter hand te nemen, inspecteerde regelmatig de potentiele landingstranden en de
verdedigingslinies. Rommel verwachtte de invasie in Noord-Frankrijk. Hij wilde de Panzer eenheden
dicht op de kust, maar Rommel zijn chef, Gerd von Rundstedt, verwachte dat deze gedecimeerd zouden
worden door het marinegeschut. Rommel kreeg dus niet zijn tanks aan de kust, en moest dus de invasie
zien te vertragen. Veel van de eerste verdedigingslinie, zoals de obstakels in het strand,
kwamen ook bij hem vandaan, of werden door Rommel persoonlijk verfijnd.
De werking van een 'Tertahydra'
wordt uitgelegd aan Rommel
(Rommel kijkt niet echt gerustgesteld,...)
De volgende rij obstakels, die na de houten stellages kwamen, was een combinatie van zogenaamde
'stekelvarkens' (door de geallieerden 'hedgehogs' genoemd) en
'Tertahydra's'. De laatste waren piramidevormige obstakels van
in beton gegoten ijzeren balken.
Een rijtje
'Tetrahydra's' is bewaard gebleven in Vierville-sur-Mer
De stekelvarkens (ook
bekend als 'Tsjechische egels') bestonden uit drie ijzeren
hoekelementen aan elkaar geklonken. Om te zorgen dat ze niet
een speelbal van de golven werden, kregen sommige betonnen
voeten. Tijdens de landing op Omaha Beach bleken deze
obstakels nog enige dekking te geven aan de landingstroepen tegen het moordende
vuur van de Duitse verdediger.
Een
'stekelvarken' met betonnen 'voeten'
Amerikanen maakten later handig gebruik van de Duitse 'hedgehogs', door er
'hedge-row cutters' van te fabriceren (stootijzers aan de voorzijde van tanks
om door de Bocage, de Normandische heggen, te stoten)
Al was bovenstaande ongeveer de waterverdediging, er werd
verder veel geïmproviseerd. Ter plekke werden aanpassingen
toegepast. Zoals vlotten voorzien van Teller-mijnen die als
wrakhout in de golven dreven. Hadden de landingsvaartuigen
toch het geluk door dit maas van obstakels te geraken, zodra
de manschappen hun vaartuig verlieten, wachtte hen, naast een regen van kogels, mortieren
en granaten, ook enorme mijnenvelden.
De beruchte
Teller-mijn, links de M 35 (Stahl), rechts de M 42
De Teller-mijn was een schotel gevuld met ongeveer 6 kilo
TNT. Niet alleen mijnen waren bevestigd aan de obstakels, ook
werden granaten gebruikt uit de Maginot Linie, die op scherp
stonden richting zee. In de duinen waren zeer gemene mijnen
geplaatst, de zogenaamde S-mine. Dit was een 'spring-mijn' die
bij aanraken, tegen aan schoppen, of via een struikeldraad,
uit zijn huls sprong. De mijn wipte tot ongeveer een meter
hoogte alvorens te ontploffen. Dit effect bezorgde de S-mine
de bijnaam 'Bouncing Betty' door de geallieerde troepen. De
scherven veroorzaakten afschuwelijke wonden. Tegen magnetische
detectie waren er ook mijnen in glazen potten en in houten
kistjes. Veldmaarschalk Erwin Rommel was van plan 60 miljoen
mijnen langs de gehele Atlantikwall te leggen, waarvan 11
miljoen anti-personeel mijnen. In juni 1944 lagen er 'nog
maar' 6.5 miljoen.
Een S-mijn, en een
Amerikaanse soldaat maakt er één onschadelijk
Vertragende obstakels waren verder eindelozen velden vol
prikkeldraad, en daar waar pantservoertuigen een
doobraak-gevaar vormden, werden 'anti-tank grachten' en 'anti-tank wallen'
aangelegd. Vooral op Omaha Beach waren lang gerekte anti-tank grachten aangelegd, in de
zogenaamde 'Exits'(de 'Draws' die de Amerikanen op het oog hadden om als toegang tot het
achterland te gebruiken). Na deze anti-tank gracht stond een zware betonnen muur over de weg
om voertuigen tegen te houden.
De zeemuur tussen Les Moulins en Vierville-sur-Mer vormde een fraaie 'anti-tank wal'.
Niet direct in de buurt van Omaha Beach, maar wel een andere bekende hindernis voor
tanks waren de Höckerhindernissen (de zogenaamde 'Drakentanden').
'Drakentanden' tegen
pantservoertuigen
Door eindeloze spionage en verkenningsvluchten van de
geallieerden, waren deze goed voorbereid op de hindernissen
die hen te wachten stonden. Met de eerste golven van het
invasieleger gingen de nodige genietroepen mee om hindernissen
te ruimen en waren er speciale voertuigen beschikbaar
om lastige hindernissen te overbruggen. Ook speciale wapens,
zoals bijvoorbeeld de bangelore torpedo om o. a.
prikkeldraadversperringen op te ruimen moesten het
invasieleger verder helpen.
Een opvallende hindernis was de 'Hemmkurvenhindernis', Type
388S01, dat opgebouwd was uit gebogen rails om tanks tegen te
houden. Er stonden 176 bogen over een kilometer!
Hemmkurvenhindernis tegen tanks in Trouville, tegenwoordig herinnert
niets aan het verleden
Al vrij vroeg zag veldmaarschalk Rommel het gevaar niet alleen vanuit zee komen,
ook vanuit de lucht. Om zweefvliegtuigen en paratroepers te verhinderen in weilanden te
landen moesten er palen in de velden geslagen worden. In iedere vierkante kilometer moesten
1000 palen komen met een hoogte van rond de 2.50 meter. De palen werden onderling verbonden
met draden. Iedere derde paal moest voorzien zijn van een springlading, zoals een mijn of granaat.
Boven het installeren van ‘Rommelspargel’, onder het effect op zweefvliegtuigen
Van deze zogenaamde ‘Rommelspargel’ (Rommel-asperges) werden miljoenen geslagen in het gebied van
de Atlantik Wall. In AOK 7 (het gebied tussen Caen en de gehele kust van Bretagne werden 376.386
palen geslagen, en in het gebied van AOK 15 (globaal tussen de Zeeuwse eilanden, in Nederland, en
Caen, Frankrijk) werden maar liefst 2.565.564 palen de grond ingedreven. In Nederland werden ook
106.493 palen geslagen.
GA TERUG
|