COAST GUARD
‘Matchbox Fleet’ van ResFlo One
De 83-footer Rescue Cutter

De Rescue Cutter CG 1 (#83300) voor de Normandische kust
(CG 1 redde 28 manschappen van een gezonken landingsvaartuig)

Slechts enkele weken voor D-Day, vroeg president Franklin D. Roosvelt zich af of er tijdens Operation Neptune, de marine kant van Operation Overlord, geen reddingsboten moesten worden ingezet. Commander in Chief of the Navy, Admiral Ernest King nam deze taak op zich. The US Coast Guard (de Amerikaanse Kustwacht) had de zogenaamde ’83-foot patrol boats’, in de dienst, welke bekend stond als de ‘Matchbox Fleet’. De boten waren van hout gebouwd en voorzien van benzinemotoren, waarvandaan dus de bijnaam kwam, ‘Luciferdoosjes-Vloot’. De patrouilleboten haalden een maximum snelheid van 15.2 knopen (ongeveer 28 km/u), en hadden dan een actieradius van 215 mijl (400 km). Economisch varen met de '38-footer', betekende met slechts 8.2 knopen (15 km/u) varen en dan was de actieradius 575 mijl (1065 km). Er werden totaal 140 van deze boten gebouwd bij de Wheeler Shipyard, Incorporated, Brooklyn, NY.

De Rescue Cutter CGC 457 (#83307) in 1943 aan de oostkust van Florida, VS
(Foto: Uit serie voor een artikel over de Coast Guard in de National Geographic, mei 1943)

Zestig van deze ’83-footer' vloot werden ingezet aan de oostkust van de Verenigde Staten om uit te rukken tegen vijandelijke onderzeeboten. Admiral King stuurde de complete oostkust vloot van 60 naar New York waar de boten op transportschepen werden geladen. Iedere Rescue Cutter had tijdens de overtocht enkele mannen van de '83-footer' aan boord. De brandstof tanks waren leeggemaakt en gevuld met water, waardoor er geen verwarming aan boord gemaakt kon worden. Het feit hoog op het dek geplaatst te zijn, was het voor dit deel van de bemanning een zeer oncomfortabele overtocht. Eén Cutter was aangesloten op de elektrische spanning van het transportschip om de radar van de Cutter te kunnen gebruiken bij mist. De kapitein van het transportschip verzocht om deze Cutter aan boord te mogen houden vanwege de 'geweldige ogen van dit apparaat' (werd niet gehonoreerd). Eenmaal in Engeland aangekomen, werd de ligplaats van de Rescue Cutters de haven van Pool. Met andere transporten kwam de rest van de bemanningen naar Engeland om weer samengebracht te worden met hun Cutter. Er werden testen uitgevoerd hoeveel personen er aan boord gehaald konden worden om een plaatsje te vinden op het kleine scheepje, het bleken er inclusief de bemanning 100 te zijn. De bemanning kreeg onderricht in het uitvoeren van eerste hulp bij gewonden. Op het laatste moment kreeg iedere Cutter een een kleine lading California brandy om de geredde kerels een hartverwarming te kunnen bezorgen (onnodig te vermelden dat in enkele uren na de start van de invasie men al door de 'voorraad' brandy was).

Drie Rescue Cutters in de Engelse haven van Pool
(Met links de CG 29 (#83417) die als eerste in actie zou komen op D-Day)

In Operation Neptune stond het officieel bekend als Rescue Flotilla One (ResFlo One). Maar de bijnamen voor de zestig 83-footers Coast Guards Rescue Cutters kreeg een extra bijnaam naast die van de ‘Matchbox Fleet’,… de ‘Seagoing St.Bernards’. De reddings-vloot stond onder commando van Lt.Commander Alexander Steward US.CGR. De ‘Cutters’ werden voorzien van een nieuwe nummering; CG 1 tot CG 60. De bemanning bestond, naast de kapitein, uit 13 man, een stuurman met drie assistenten, drie machinisten, een radarman, een schutter voor het kanon, een kok, een brandweerman en twee matrozen.

'UNSUNG HEROES'

De ‘Matchbox Fleet’ werd verdeeld over de Amerikaanse sector (30 stuks, CG 1 tot CG 30) en de Brits-Canadese sectoren (ook 30 stuks). Het plan was om vijf van deze boten tussen de transport schepen en het strand te laten varen, en de andere 25 in de buurt van de transportschepen, want men verwachtte hier de meeste slachtoffers.

De Rescue Cutter CG 21 gereed om uit te rukken

In de avond van 5 juni 1944, vlak voor vertrek naar de kust van Normandië, riep Lieutenant (junior grade) Raymond M. Rosenbloom de bemanning van zijn Rescue Cutter bij zich in de kleine hut: 'Zo meisjes, begon hij, morgen zullen er meer schepen dan de wereld ooit heeft gezien uitvaren om onze troepen naar Frankrijk te brengen. We zullen zelf waarschijnlijk de kust niet bereiken, dank God daarvoor,... We zijn bij het eerste konvooi, en zoals jullie weten is onze taak om overlevenden van getorpedeerde schepen te redden. Wellicht moeten we veel doen, maar laten we hopen op niet,...' Rosenbloom legde verder uit dat mannen in het water die hun wapen nog bij zich droegen, dit als het kon aan boord te nemen, en niet weg te gooien, want de kerels die uit het water gehaald werden gingen in principe met een ander landingsvaartuig naar hun doel. Omgekomen mannen die in het water dreven werden alleen geborgen als er ruimte voor was. Sentiment moest tijdelijk uitgeschakeld. Wel kon geprobeerd worden een deel van de 'dog-tag' (indetificatie plaatje) veilig te stellen.
In het 316 pagina verslag van 'The Coast Guard at War - Landings in France XI' van 1 september 1946 staat op pagina 99 dat Lt. Rosenbloom commandant was van de CG 16, maar daar kunnen kanttekeningen bij geplaatst worden. In het kopje boven dit deel staat; Rescue Cutter 62. Nu blijkt er volgens de gegevens van 'U.S. Coast Guard - Small Cutters and Patrole Boats 1915 -2012' nooit een CG 62 geweest te zijn. En dat is ook vrij logisch, als er zestig naar Engeland worden overgebracht en genummerd van 1 tot 60, dan is er geen ruimte voor 'CG 62'. Op pagina 99 gaat de tekst verder; 'The night before the invasion Lieut. (junior grade) Raymond M. Rosenbloom of the Coast Guard, Commanding Officer of the Rescue Cutter 16, called all hands into the tiny galley.' De commandant van de CG 16 was, volgens veel bronnen vanwege de meeste reddingen nabij OMAHA Beach, Lieutenant (jg) R. V. McPhail (zie hieronder). Naar mijn mening is hier een typefout gemaakt en wordt bedoeld dat Lieutenant (junior grade) Raymond M. Rosenbloom het commando voerde over de CG 26 (#83412).

De eerste actie voor een Rescue Cutter was nog voor de landingen waren begonnen. Een Britse Landing Craft, Tank (LCT) werd door een torpedo getroffen die door een Duitse E-Boot was afgeschoten. Lt. William H. Williams, commandant van CG 29 (#83417), stoof erop af en wist 14 bemanningsleden aan boord te nemen, plus twee door vuur gewond geraakte officieren. De bemanning van de LCT werd snel overgebracht naar een Landing Ship Tank (LST), waarna de CG 29 weer naar de Franse kust voer. Ook de CG 1 (#83300) kwam rond 07.00 uur in actie toen een uitkijk zag hoe een Britse Landing Craft, Assault (LCA) zinkende was. Enkele mannen van de CG 1 sprongen overboord, om de mannen in het ijskoude water met een lijn vast te binden. Ze waren al te verzwakt om zichzelf in veiligheid te brengen. De CG 1 wist 28 man uit het water te halen en overte brengen naar het transportschip de Samuel Chase. Rond 09.45 uur haalde de bemanning van de CG 1 5 soldaten en 14 Coast Guard bemanningsleden van de LCI(L) 91. Na deze manschappen overgebracht te hebben naar de Samuel Chase keerde de CG 1 terug naar haar uitgangspositie, 2 kilometer uit de kust van OMAHA Beach.

De Rescue Cutter CG 1 langzij een LCT tijdens D-Day

Al snel tijdens de ‘run-in’ van de landingsboten werd al duidelijk dat er veel boten in problemen waren en ook de DD tanks waren grotendeels gezonken waardoor verschillende mannen in het water dreven. De reddingsoperatie nam aanvang vanaf het eerste uur. Iedereen aan boord van de Rescue Cutters staken hun handen uit naar de mannen in het water. Deze waren zwaar van het vol water gezogen bepakking en raakten al snel onderkoeld, en waren niet in staat om ook maar zelf enige vorm van assistentie te verlenen in hun redding. Er waren minimaal twee man nodig om het ‘dode’ gewicht aan boord te hijsen. Eenmaal aan boord werden de geredde mannen snel overgebracht naar één van de transportschepen voor de kust, waar de schepen overschakelden van transporteur van manschappen, in hospitaalschip, waar dokters klaar stonden.

Dankbaar aan de warme koffie, drie geredde mannen aan boord van een Cutter

Niet alleen schoten de Rescue Cutters te hulp bij gezonken vaartuigen om mannen uit het water te halen. De CG 8 (#83360), onder commando van Ensign Richard S. Peer kwam te hulp naar een vaartuig dat getroffen was door een bom. Het vaartuig was afgeladen met Britse soldaten, en er brak paniek uit aan boord. Er brak brand uit en er waren verschillende slachtoffers gevallen. Cutter 8 kwam langzij en vroeg over de geluidinstallatie naar de situatie en vertelde, voor iedereen aan boord te horen, dat hij nabij bleef liggen om eventuele slachtoffers en anderen aan boord te nemen mocht daar behoefte aan zijn. Deze actie bracht direct rust onder de mannen aan boord van het getroffen vaartuig. In het rapport van de Commodore Hugh T. England, Royal Navy, die toevallig aan boord was van de CG 8, schreef hij; 'The Cool en determint manner in which Esign Peer informed the master he was standing by had a most heartening effect on the men and I consider his handling of the whole situation is deserving of the highest praise.'

Tijdens de landingen in de sector OMAHA redde de CG 16 (#83377), onder commando van Lieutenant (jg) R. V. McPhail de meeste mannen. In de sector RED koerste de CG 16 kort op de landingsboten. Verschillende waren op mijnen gelopen, waaronder een LCT omgebouwd tot luchtdoel geschut platform (LCF-31). Op slechts 800 meter van de kust nam de CG 16 overlevenden aan boord. Deze waren nog niet aan boord, of een ‘patrol boat’ werd getroffen door een granaat (volgens het action report van de CG 16 betrof het de PC-1261). Nog eens 90 man werden aan boord genomen. Direct daarop zonk op slechts enkele honderden meters vanaf de kust een LCVP of een LCA, waarop de CG 16 haar koers verlegde naar dit drama. Hier werden onder Duits vuur ook de nodige overlevenden opgepikt. Hierna was het snel naar de USS Joseph T. Dickman (APA-13) om de slachtoffers over te zetten. Eén slachtoffer werd dood verklaard en een tweede was stervende. Beide konden een zeemansgraf tegemoet zien. Voor het zeemansgraf van de eerste dode verscheen Lieutenant McPhail met een bijbel in zijn hand en werden de motoren stilgelegd. De ceremonie was net begonnen toen het hoofd van de ‘stervende’ door een luik verscheen, en sprak hij de volgende woorden: ‘Als jullie denken dat ook straks met mij te doen, dan staat jullie een verrassing te wachten. Wat dachten jullie van wat hete koffie en in God’s naam,… geef mij een sigaret!’ Een half uur later werd deze man overgebracht naar een LST hospitaal schip.

Rond het 20mm kanon van de CG 16 werden
de uitrustingstukken van de gereddende gelegd

Om 10.45 uur schoot de CG 16 te hulp naar de LCT 777 die in problemen was op 1500 meter uit de kust. Er woede een fikse brand aan boord. Alle manschappen werden van boord genomen van de LCT dat als munitieschip werd gebruikt. De CG 16 was juist weer losgekoppeld van de LCT 77, toen één van de overlevenden liet weten dat er één man was achtergebleven met beide benen gebroken. De CG 16 keerde weer terug en snel werd door Coxswain Arthur Burkhard, Jr gezocht naar de gewonde man. Het slachtoffer werd gevonden en eerste hulp werd aan boord verleend. Het slachtoffer Maar het lukte maar niet, vanuit de zinkende LCT , de gewonde man over te zetten. Op het laatst werd de man in zee gegooid zodat hij zelf met zijn handen de reling van de CG 16 kon vastgrijpen. Ook Burkhard sprong het water in maar zwemmen was niet zijn sterkste kant, en de manschappen van de CG 16 sleepten hem met een touw aan boord. Op het moment dat de mannen aan boord van de CG 16 werden gehesen, sloeg de LCT om en zonk direct in de golven. Scheepskok Second Class George I. Banks had geen tijd om eten te maken, en hielp daar waar mogelijk bij de gewonden. Met een scherp keukenmes sneed hij kletsnatte kleding los, en gaf morfine en verbond gewonden. De CG 16 keerde pas terug naar de USS Joseph T. Dickman, toen alle slachtoffers aan boord waren genomen. Sommige slachtoffers gingen naar een hospitaal LST.

Uiteindelijk zou de CG 16 126 mensen redden tijdens D-Day

Toen de scheepskok Banks eindelijk dan achter zijn fornuis terecht kon om koffie te maken, voer de CG 16 weer naar een zinkende LCT. De koffie werd vergeten en weer ging Banks helpen met de gewonden. Vier man zaten met gebroken ledematen vast bij een geschutskoepel. Na de eerste hulp werden de gewonden ook naar het hospitaalschip gebracht. Het was de laatste klus voor de CG 16 die dag. Eindelijk kon Banks zijn karbonaadjes bakken en serveren met gebakken aardappelen en boontjes. De CG 16 had 126 man gered, waarvan slechts één was overleden. Lt. McPhail en zijn 14 koppige bemanning werd het Navy and Marine Corps Medal toegekend vanwege moedig gedrag. Onder hen was ook de Specialist First Class Carter Barber die als oorlogsverslaggever aan boord was. Hij maakte enkele foto’s tijdens de eerste minuten van de eerste reddingsoperatie, maar hielp al snel mee gewonden uit het water te halen. Toen de reddingen uiteindelijk voorbij waren na zes uur intensief hard werken, was er even rust, ook voor de oorlogscorrespondent om zijn verslag te maken (zie foto hieronder)

De fotograaf Carter Barber aan boord van de CG 16

Normaal gesproken konden er ongeveer 20 gewonden aan boord genomen worden van de kleine Rescue Cutter. Maar tijdens de operaties aan de Normandische stranden waren dat meer dan eens dubbele getallen. In één geval had een Cutter maar liefst 140 man aan boord en dat op een oppervlakte van nog geen 100 vierkante meter ruimte. Vanwege dat het gevaar van Duitse luchtaanvallen geen rol speelde op D-Day, werd heel veel spul van de slachtoffers rond het 20mm kanon gedumpt. De enorme berg groeide door de neergesmeten jassen, helmen, gasmaskers, zwembanden etc. Als het even kon werd het niet overboord gegooid, want die troep kon in schroeven van schepen komen en dat moest zoveel mogelijk voorkomen worden.

Had Lt. Rosenbloom had gelijk toen hij tegen zijn bemanning van de CG 26 had gezegd dat ze waarschijnlijk nooit aan de kust zouden komen, anderen hadden dat 'geluk' niet. De CG 4 (#83321) onder commando van Lieutenant (junior grade) James F. Smith zagen enkele landingsvaartuigen in moeilijkheden welke veldkanonnen aan boord hadden. Omdat die kanonnen wel eens dringend nodig konden zijn, besloot Lt. Smith de landingsvaartuigen op sleeptouw te nemen. CG 4 wist door de branding te komen en de landingsvaartuigen wisten in ondiep water de kanonnen te lossen,... dit gebeurde een half uur na het startsein van de invasie!

CG 3 (#*3320) neemt een DUKW op sleeptouw die in problemen was gekomen

In de Brits-Canadese sector redde de CG 34 (#83435), onder commando van Lt.(JG) Gordon W. Crafts, de meeste manschappen. Niet alleen werden manschappen gered die met landingsboten in problemen waren gekomen, Cutters namen ook indien nodig de landingsboten op sleeptouw om ze naar het strand te brengen. Een mooi voorbeeld is hierboven afgebeeld, waarbij de CG 3 (#*3320) een DUKW mee sleept die dreigde te zinken voor het de kust zou bereiken.

Eén van de moeilijkste reddingsacties vond plaats op 16 juni 1944. Een LCT liep op een mijn, en er vielen veel gewonden aan boord. CG 17 (#83378), onder commando van Ensign Alvis Dexter Arnhart, schoot te hulp en legde aan bij de zinkende LCT. De bemanning van de Cutter ging aan boord van de LCT. Tweeëntwintig bemanningsleden werden overgebracht naar de CG 17, waaronder 19 gewonden op brancards. Plotseling zonk de LCT heel snel, en de bemanning van de CG 17 hakten met bijlen de touwen los naar de LCT, waarmee ze voorkwamen dat de Cutter mee gesleurd zou worden de diepte in. Alle LCT bemanningsleden werden afgeleverd bij een hospitaal schip, er waren geen verliezen,...

Maar hun voortvarende acties om ook sleepdiensten te verrichten heeft ook heel veel manschappen van een verdrinkingsdood gered. Vanwege het niet al te precies bijhouden van reddingen is waarschijnlijk het getal vele malen groter dan officieel bekend is. Als in een after action report, van bijvoorbeeld de CG 35 (#83439), staat; 'Survivers rescued, five. Corpses non. Comments non', dan zit hier een ijzigingwekkend verhaal achter. De commandant van CG 35, Lt.(JG) George Clark besloot om een brandende Britse LCT, die op een mijn was gelopen, te benaderen,... De lading, benzine en diesel, liep de golven in en het was een inferno rond de LCT. Wetende dat zijn eigen boot geheel van hout was gemaakt en ook veel benzine mee droeg in de tanks, zette hij toch door, want er moesten mensen gered worden. Opwindend en erg heet zal het geweest zijn, maar de redding was een succes. Het had compleet vergeten kunnen worden in de strijd die zich op het land ontwikkelde, maar de Britse admiraliteit besloot de inzet van Lt. Clark en de bemanning van CG 35 voor te dragen voor het Distinguished Service Cross. Aan de hand van het after action report zou de US Navy top nooit van deze heldhaftige inzet op de hoogte zijn gebracht; 'survivers rescued, five. Corpses non. Comments non'. Bescheidenheid sierde de US Coast Guard,...

Het 20mm Oerlikon Mk4/0 kanon mocht alleen bij nood gebruikt worden
(Dit is een Rescue Cutter voor het werd ingezet bij Operation Overlord,
let op de vier dieptebommen, die voor de invasie werden verwijderd)

Om zichzelf te beschermen had iedere Cutter een 20mm Oerlikon Mk4/0 kanon op het achterdek. Maar er waren strikte orders deze niet te gebruiken, ook al kwam men onder vijandelijk vuur te liggen. Het verraden van de positie zou door de mondingsvlam moest voorkomen worden. Het was ook niet denkbeeldig dat eigen marine op de Rescue Cutters zou vuren. Er moest dan ook steeds iemand achter de seinlamp staan om te laten weten dat ze een Geallieerd vaartuig waren. Om meer ruimte aan boord te maken waren de vier diepte bommen tegen onderzeeboten waren verwijderd voor D-Day, net als de raket lanceerinstallatie voor vier 'anti-submarine projector Mark 20' (Mousetrap).

Rescue Cutter CG 31 (#83428), onder commando van Lt.(JG) Burk I. Powers, staat te boek als enige die een vrouw heeft gered. Een Brits hospitaal schip onderweg met gewonden naar Engeland, door een mijn getroffen, zonk in augustus 1944. Overal dreven gewonden, en de bemanning gooide reddingsboeien naar hen. De meeste van de bemanning van de CG 31 sprongen in het water omdat de meeste gewonden niet in staat waren zichzelf te redden. Na anderhalf uur waren er 99 gewonden aan boord genomen van de CG 31, waaronder één vrouw, een verpleegster die, ondanks de schokkende ervaring aan boord van de CG 31 haarwerk deed. De bemanning van de Cutter spraken later trots dat zij de enigen waren die een verpleegster aan boord hadden gehad,...

De Cutters van Rescue Flotilla One redden tijdens D-Day officieel meer dan 400 man, en gedurende de rest van het jaar, voor de Flotilla werd opgeheven, was dit aantal opgelopen tot 1438 geredde personen,...

Het voorgaande geeft aan dat er zoveel meer groepen waren die zeer belangrijk werk deden tijdens de landingen op de Normanische stranden, maar toch om één of andere reden weinig aandacht krijgen. Hoe klein het bovenstaande portretje ook is, het geeft wel aan hoe klein een episode tijdens D-Day in de analen wordt bijgeschreven, dat het veel meer waard is dan slechts een voetnoot in het grotere geheel,...


Om terug te keren naar de startpagina
van OMAHA Beach klik hieronder