ORADOUR-SUR-GLANE

Beklaagden die in onderstaande tekst genoemd worden

1953, Bordeaux
Enkele verklaringen uit het proces

Hieronder zijn enkele tegenstrijdige verklaringen waar het gerecht in 1953 te Bordeaux mee moest werken.

President van de Rechtbank: 'Welke brandbare stoffen werden gebruikt?'
Verdachte Boos: 'Wij hadden handgranaten tot onze beschikking. Ook maakten we zelf ladingen, met altijd een handgranaat in het midden, deze wierpen we dan in de huizen.'

Verdachte Graff; 'We zagen dat drie vrouwen zich achter een hek verscholen. Mijn beide kameraden openden het vuur. Plotseling ging één van de vrouwen staan en begon luid te huilen. Toen heb ik ook geschoten.'
President: 'Heeft u toen geraakt?'
Graff: 'Natuurlijk, en van zo dichtbij was dat niet moeilijk. Twee vrouwen heb ik getroffen.'
President: 'En toen?'
Graff: 'Ik werd daarop naar de kerk gestuurd. Ik moest brandhout meenemen. Er was reeds een berg brandbaar materiaal daarbinnen.'
President; 'Verder niets?'
Graff: 'Jawel. Onder het brandhout en stro hoorde ik kreunen en het huilen van vrouwen. Ook zag ik dat één van mijn kameraden een vrouw en kind met zijn geweerkolf sloeg.'
President: 'Wat is zijn naam?'
Graff; 'Ik geloof dat het Pankowski was. Alle kameraden waren aan het einde bij de kerk. Dat was een bevel. Natuurlijk waren de officieren de schuldigen. Vlak voor het oprukken naar Oradour zei Leutnant Barth: 'Vandaag moet er bloed vloeien!'

Verdachte Lohner: 'Ik schaam me dat ik in Oradour ben geweest. Nog altijd klinkt het huilen in mijn oren van de vrouwen en kinderen. Ik heb de rust in mijn leven verloren. Ik heb ongeveer 25 burgers in een wagenschuur geleid. Daarop heb ik stro en andere brandbare materialen er naar toegebracht. Boos gaf mij de opdracht daarvoor. Steger heeft het vuur aangestoken. Ik zag tevens dat Boos een vrouw en een jong meisje neer schoot.'
President: 'Heeft Boos ook handgranaten in de kerk geworpen?'
Lohner: 'Jawel, meneer de president, en ook Steger wierp er een paar.'

De route vanaf de kerk richting de marktplaats
Toen en Nu

Verdachte Elsasser: 'Ik was bij de kerk. Daar waren ook Kahn en Boos. Ik hoorde het huilen van vrouwen en kinderen in de kerk, ook nog toen deze al brandde. Maar dit werd toen al minder luid.'
President: 'Heeft u aan enige actie meegedaan?'
Elsasser: 'Neen.'
President: 'Heeft u gezien dat anderen betrokken waren?'
Elsasser: 'Neen - Ja, toch wel. Op het moment dat de kerk begon te branden wilde een vrouw eruit breken. Ze riep dat ze geen Française was, maar een vrouw uit de Elzas. Maar Kahn duwde haar terug. Hij zei, dat hij geen getuigen voor de toekomst wilde hebben.

Verdachte Busch: 'Ik was in de Hitlerjugend, daarna in de Waffen SS... Ik behoorde op 10 juni tot een geweercommando. Daar kreeg ik het bevel over.'
President: En toen heeft u geschoten?'
Busch: Jawel, meneer de president.'
President: 'Als een machine, een mechaniek dat een ander bedient?'
Busch: Ja, meneer de president.'
President: 'En toen?'
Busch; 'Toen zijn de mensen omgevallen.'
President: 'En toen?'
Busch: 'Toen hebben we brandbaar materiaal over de mensen gegooid.'
President: 'Leefden die mensen nog?'
Busch: 'Dat kan best mogelijk zijn, meneer de president. Ik heb niet zo precies gekeken.'

De beklaagde Elzasser Boos trad in 1942 als 18 jarige toe, als vrijwilliger, tot de Waffen SS. Tijdens het vooronderzoek werd hij het zwaarst belast.

Verdachte Boos: Ik was op de marktplaats. Maar daar was toen alles al ingedeeld, toen ik arriveerde. Ik kan me geen details meer herinneren.'
President: 'Was u bij de kerk?'
Boos; 'Ja, maar ik kan me geen details meer herinneren.'
President: 'De verdachten Lohner en anderen hebben verteld dat u daar op vrouwen en kinderen heeft geschoten en ook handgranaten heeft geworpen.'
Boos: 'Dat is niet waar, meneer de president!'
President: 'Heeft u handgranaten in de huizen gegooid?'
Boos: 'Neen, meneer de president. Ik persoonlijk niet. Ik heb alleen het bevel van Leutnant Lenz doorgegeven.'
President: 'Heeft u in een schuur op burgers geschoten?' Dit heeft de beklaagde Daul verklaard.'
Boos: 'Nee, meneer de president, dat is niet waar!'
President: 'Heeft u in de kerk geschoten? De beklaagde Elsasser heeft u gezien met een machinepistool!'
Boos: 'Dat is niet waar, meneer de president! Ze zeggen maar wat, terwijl ik de waarheid hier uitspreek. Zij willen zich alleen maar op mij wreken.'
President: 'Was u in de bakkerij?'
Boos (na lang nadenken): 'Kan ik me niet meer herinneren.'

Uit de verklaringen: Tijdens het proces kon worden aangetoond dat Boos in één van de houtovens van de bakkerij een achtjarig kind had verbrand,… levend verbrand! Dit gedeelte uit het dossier was ook één van de zwaarst wegende aanklachten om later de doodstraf te eisen tegen Boos. En nu kwam in de rechtzaal de houtoven ter sprake:

Kent u deze oven? Wat gebeurde in deze oven?'
Boos houdt zijn mond,…

De bakkerij, kort na de massamoord
Onder; zoals het nu is

Later zal toch de verdachte Boos zich uitspreken:

Boos: 'Ik weet precies wat een ieder gedaan heeft, niet alleen die hier zijn, ook van de anderen die hier niet zijn. Deze aangeklaagden hebben allen ergens gemoord, ik weet precies waar een ieder geweest is.'
President: 'Waarom heeft u zich niet eerder daarover uitgesproken? U heeft toch genoeg tijd gehad sinds 1945!'
Boos: 'Dat komt, meneer de president,… ik wordt steeds bedrogen! Jawel, de kameraden hier hebben mij bedrogen! En hier in de rechtzaal, is een advocaat die mij ook verraden heeft; Als ik niet mijn mond houdt, dan wordt mijn familie in het ongeluk gestort. Deze advocaat is vandaag niet aanwezig. Volgens mij heet hij Lux.'
President: 'Boos, wat u daar zegt is zeer zwaarwegend. Ik moet u daar uitdrukkelijk opmerkzaam op maken! Als u bij uw aanklacht blijft, dan ben ik gedwongen om disciplinaire maatregelen te nemen.'
Boos: 'Hij is er vandaag niet, meneer de president, maar ik zal hem zeker weer herkennen!'
President: 'Dat is een zeer ernstige beschuldiging tegen uw aangewezen advocaat! Denk hier goed over na, wat u daar zegt! Deze zaak kan zware gevolgen voor u hebben.'
Boos: 'Hij heeft me werkelijk bedrogen. Het is zo'n blonde. Het is in ieder geval een advocaat, die er vandaag niet is! Zijn naam, en daar ben niet helemaal zeker van, is volgens mij Lux.'

Er was werkelijk een advocaat Lux uit Strasbourg niet aanwezig. Deze was namelijk op deze dag in Parijs, om als gedelegeerde van Nationale eenheid de opheffing te bewerkstelligen op de wet tegen de oorlogsmisdadigers die op 15 september 1948 in het leven was geroepen (deze zou later de vrijspraak van de aangeklaagden bewerkstelligen).

GA TERUG