TORA! TORA! TORA!
De enige echte speelfilm over
PEARL HARBOR, 7 DECEMBER 1941

Een meer dan belangrijk onderdeel van ’Tora! Tora! Tora’ zijn, naast de schepen, de vliegtuigen, zowel van de Japanners als de Verenigde Staten. Er werden meer dan zeventig vliegtuigen aangetrokken om de ‘Fox Air Force’ samen te stellen. Dachten de makers dat ze originele Japanse toestellen zouden kunnen gebruiken, dat bleek ijdele hoop. Om één vliegwaardig vliegtuig te bouwen zouden vijf wrakken geborgen moeten worden. De kosten om wrakken te gaan bergen van verschillende eilanden in de Stille Oceaan zouden gigantisch worden, tel daarbij de restauratie kosten,… een te duur project. De beste optie was bestaande vliegtuigen om te bouwen tot representatieve kisten. De bestellijst voor de Japanse vliegtuigen, die bij de Amerikaanse opnames nodig waren, zag er als volgt uit:
12 A6M2 Model 21 Zero-Sen jachtvliegtuigen
9 Aichi Val duikbommenwerpers
9 Nakajima B5N2 Type 97 Kate torpedo bommenwerpers

AT-6 Texan (in Europa Harvard geheten)

De eerste ‘Zero’ en drie ‘Kate’ bommenwerpers werden uit AT-6 trainers gebouwd bij Cal-Volair, op Long Beach Airport. Het restant van deze twee types werden zo’n 130 km verder gebouwd op Oxnard Airport. Honderd arbeiders werkten zelfs in de weekenden om aan het schema van de productiemaatschappij te voldoen. Net als bij de andere toestellen, werd veelvuldig gebruik gemaakt van fiberglas. Bij de ‘Zero’ was vooral de cockpitkap belangrijk, het moest van een tweezitter een overtuigende éénzitter worden. Ook de stroomlijn aan de achterzijde van het kielvlak werd geheel omgebouwd met fiberglas. Over de propellernaaf werd een grote spinner geplaatst. Toestellen die veel in beeld kwamen aan dek van een vliegdekschip, kregen een driebladige propeller.

Een omgebouwde AT-6 tot een 'Zero' jager

Een A6M2 Zero (Zeke 21) kort voor de aanval aan boord van de Akagi

De constructie van de negen Aichi 99 Val D3A1 duikbommenwerpers werd overgegeven aan Steward-Davis in Long Beach. Hiervoor werd als basis de Vultee BT-13 Valiant trainer gebruikt waaraan de Pratt & Whitney R-1340 motor werd gehangen, in plaats van de R-985. Achter de motor werd de romp iets 'dikker' gemaakt voor een vloeiende overgang. De onderzijde van de cockpitkap werd 18cm hoger dichtgemaakt, om de aanblik van de Val realistischer te maken. Het achterstuk van de cockpitkap was beweegbaar voor de schutter achterin (die dus ook een omgedraaide stoel had).

Dit moest hem worden, een Val duikbommenwerper

De vleugels van de BT-13 zijn vrij rechthoekig, terwijl die van de ‘Val’ meer elliptisch zijn als bij de Spitfire en de latere Tempest jagers. Hier viel weinig aan te doen, al werden wel de vleugeluiteinden verlengd met 95 centimeter. De originele vleugeltips werden verwijderd en voorzien van verlengde ‘sparren’, waarna er een nieuwe tip werd gemaakt van fiberglas. Ook werd veel fiberglas gebruikt voor de wielkasten en een stroomlijn verhoging aan het kielvlak. Tevens werden er duikremmen aan de onderzijde aangebracht.

Men neme een Vultee BT-13 Valiant,...

Drie van de negen omgebouwde BT-13’s waren voorzien van werkende vanghaken onder de romp. Deze drie kisten, die het meest in beeld zouden kunnen komen aan dek van een vliegdekschip, hadden daarom ook een driebladige propeller. De eerste testvlucht met de BT-13 ‘Val’, met de registratie N56336, was een succes, de prestaties waren zelfs beter dan die van de originele BT-13.

Een verbouwde Vultee BT-13 tot een Val duikbommenwerper

De registratie voor de negen’Val’ reproducties was als volgt:

BT-13/'Val' FAA Registratie*
Film staartnummer
N56478
'AI-230'
N56336
'AI-231'
N67629
'AI-232'
N2200S
'AI-234'
N54865
'AI-235'
N65837
'AI-236'
N56867
'AI-244'
N18102
'AI-245'
N63163
'AI-246'

*Ten aanzien van bovenstaande staat, er was nog een reproductie 'Val', de 'AI-201' (registratie N63227). Deze crashte op 13 januari 1969. De piloot kreeg het toestel niet uit een duikvlucht, en boorde zich in een suikerplantage. De piloot kwam tijdens de crash om het leven. De motor werd losgerukt van de romp en kwam een dikke tien meter van het wrak tot stilstand.

Een Val van het vliegdekschip Akagi

Het komen tot een geloofwaardige Nakajima B5N2 Type 97 Kate torpedo bommenwerper, bezorgde de constructeurs heel wat hoofdbrekens. Uiteindelijk werd besloten de achterzijde van een BT-13 Valiant te gebruiken en de voorzijde van de AT-6. Maar evenzogoed moest achter de cockpit een verlenging van 2.17 meter worden aangebracht en aan de voorzijde, vóór het brandschot, 40cm.

Een Nakajima B5N2 Type 97 Kate torpedo bommenwerper

Eén van de bewaard gebleven 'Tora! Tora! Tora!' 'Kate' bommenwerpers

De vliegtuigen, getest in Californië, werden aan boord van de USS Yorktown gehesen en overgebracht naar Hawaii. Vanaf half december 1968 tot eind april 1969 werden de toestellen operationeel ingezet vanaf de marine basis Barbers Point, waarbij dagelijks rond de 12000 liter aan brandstof werd verstookt. Er waren 41 piloten, geselecteerd uit 250 aanmeldingen, aangesteld om de vliegtuigen te vliegen. Deze piloten kwamen van verschillende achtergronden, maar de meest uit actieve dienst, of gepensioneerd, uitgeleend van de marine en luchtmacht van de Verenigde Staten, en drie aangevuld met burgerpiloten. De betaling was misschien niet al te groot, 180 dollar per dag, maar het mogen vliegen in formatie, duikvluchten uitvoeren, achter elkaar aan jagen, dat was het gewoon waard.

Een 'Zero' wordt aan boord van de USS Yorktown gehesen

Dat het met de replica vliegtuigen niet altijd goed ging is al aangehaald bij de crash van de 'Val' op 13 januari 1969. Op 19 februari 1969 was het weer raak. Op deze dag moest AT-6/BT-13/’Kate’ AI-318 (met de registratie N2819G), een noodlanding maken op zee. Na de start vanaf de marine basis Barbers Point, verloor het toestel motorvermogen. Oorzaak zou zijn geweest dat de motor teveel was opgejaagd waarop een cilinderkop het begaf. Na de noodlanding op zee wist de piloot zich in veiligheid te stellen. Maar de ‘Kate’ zonk naar de bodem en werd ook niet geborgen.


In Japan werden 21 AT-6 Texan trainers omgebouwd voor de opnames aldaar. Alle AT-6 trainers waren oude toestellen gebruikt door de Japanse marine en luchtmacht. Verschillende van deze toestellen werden omgebouwd tot Kate's en Zero's. Sommige AT-6 toestellen dienden alleen als achtergrondvulling, en werden alleen in de juiste kleuren gespoten. Wat er van deze toestellen na het filmen is geworden, is niet duidelijk. Van de Amerikaanse verbouwde kisten is bekend dat deze in particuliere handen kwamen, en waar tegenwoordig nog verschillende vliegwaardig van zijn. Verscheidene van deze toestellen werden later ingezet voor de speelfilms; 'Midway' (1976), 'The Final Countdown' (1980) en de verder te vergeten film, 'Pearl Harbor' (2001).


- STAARTCODES -

Ieder vliegdekschip had eigen codering op de staart van de vliegtuigen die ertoe behoorden. Om enig inzicht te krijgen in deze staartcodes, zijn hieronder de codes te zien welke op 7 december 1941 boven Oahu en Pearl Harbor actief waren. Hieronder is de Kate afgebeeld van Lt. Commander Fuchida welke vanaf Akagi de eerste aanvalsgolf leidde. De staart is opmerkelijk helder versierd, zodat andere vliegers hem konden onderscheiden van de andere vliegtuigen in de lucht. Verder valt de enkele rode streep op die achter op de romp is aangebracht. Dit is de aanduiding dat dit toestel gestationeerd was op de Akagi. Tevens was er op de staart de code 'AI' aangebracht als aanduiding dat het tot de Akagi behoorde.

De Nakajima B5N2 Type 97 Kate van Lt. Commander Mitsuo Fuschida

De enkele rode streep is van de Akagi ('AI'), de dubbele rode, de Kaga ('AII')

De enkele blauwe streep is van de Soryu ('BI'), de dubbele blauwe, de Hiryu ('BII')

De enkele witte streep is van de Shokaku ('EI'), de dubbele witte, de Zuikaku ('EII')


P-40E (ex-Canadees AL152, N1207V), met daarachter P-40E, AK979

Voor de Amerikaanse vliegtuigen waren minimaal twee vliegwaardige P-40 Warhawk jagers nodig. Eén was de vliegwaardige, P-40E-1-CU, 41-1456 (ex-Canada AL152, N1207V), van Tallmantz Aviation. Er was een tweede, de Canadese P-40E, AK933, maar die vergde veel te veel restauratie, waarop gezocht werd naar een ander vliegwaardig exemplaar. Deze werd gevonden in de P-40E, ook ex-Canadees, AK979 (ten tijde met de civiele registratie 'N151U', laatste registratie in 2012; 'N40FT') welke eigendom was van Gilbert N. Macy, Monterey, California. Aardig te vermelden is dat de AK979 van 2010 tot 2012 uitgeleend is geweest aan het museum op Ford Island, in Pearl Harbor, welke nu een permanente replica heeft.

P-40E, AK979 ten tijde van de opnames voor 'Tora! Tora! Tora!'

Naast de twee vliegwaardige P-40's, werden er maar liefst 27 replica's gemaakt, waarvan de meeste replica's verwoest zouden worden in de luchtaanval door de Japanse jagers. Als 'mal' werd de P-40E van Tallmantz Aviation gebruikt. Opvallend is dat, als er in de studio 'van buiten-af' close-up shots werden geschoten van de piloten in de cockpit, deze niet voorzien waren van beglazing. De shots zijn zo kort dat het niet echt opvalt. Het zal gedaan zijn vanwege de reflecties in het glas van de studio verlichting ed.

Twee van de 27 P-40 replica's die de slachting overleefd hebben

Naast deze vliegtuigen, hadden de producenten ook de beschikking over een vliegwaardige PBY-5 Catalina en een Boeing Stearman Kaydet. Tevens waren er vijf B-17 bommenwerpers overgekomen vanaf het vasteland van Amerika naar Hawaii (over deze toestellen, wordt op de komende pagina's meer geschreven). Voor het 'schieten' vanuit de lucht van de naderende Japanse vliegtuigen, was er een Bell Jet Ranger helikopter beschikbaar. Naast deze echte toestellen, waren er met kunst en vliegwerk, opgeknapte PBY-5 Catalina's om opgeblazen te worden. Verder waren er aantal 'platte' B-17's uit hout gezaagd om als achtergrond te fungeren (deze zijn op de foto hieronder op de achtergrond te zien).

Op de volgende pagina, de aanval op Pearl Harbor,...
KLIK HIERONDER