DUIKBOOTBASIS LORIENT
Franse haven voor Duitse U-Boten

EEN HAVEN VAN BETON

Vijf U-Bootbasissen werden in Frankrijk aangelegd door de Duitse bezetter; in Brest, St Nazaire, Bordeaux, La Pallice en Lorient. De basis van Lorient was de grootste. Op 21 juni 1940 begonnen de Duitsers de haven vrij te maken van wrakken zodat er duikboten gebruik konden maken van de faciliteiten. Er kon alleen gebruik gemaakt worden van drie droogdokken en enkele kadeplekken om af te meren.

Op 7 juli kwam de eerste U-boot in Lorient aan, de U-30, om voorraden in te nemen. De havenmond van Lorient was de uitloop van de rivier de Scorff, en het gebied waar de Franse marine was gelegerd stond bekend als het Arsenaal. Om enige bescherming te geven aan de te repareren duikboten werden er verschillende oplossingen bedacht in de haven van Lorient.

Eén van de oplossingen was de bouw van een overdekte getijdebunker van 51 meter breed, 145 meter lang en 15 meter hoog. Het dak had een dikte van 3,5 meter. Er was ruimte voor vier duikboten. De bunker werd gebouwd in het centrum van Lorient. De bouw van de basis hield in dat het regelmatig een doel was voor Britse bommenwerpers. Op 27 september 1940 werd Lorient voor het eerst gebombardeerd. Lorient zou zwaar te lijden krijgen onder de bombardementen, zoals alle duikbootbasissen in Frankrijk. Tegenwoordig bestaat de duikbootbunker, ook wel de 'Scroffbunker' genoemd, in het Arsenaal nog steeds maar ligt op marineterrein en is daardoor niet te bezichtigen.

De bouw van de Scroffbunker is in volle gang

Enkele kilometers ten zuiden van de zogenaamde Scorffbunker werd een andere oplossing gebouwd om duikboten te gaan onderhouden. Hier was een insteekhaven, het Bassin Long, met een kleine helling. Achter deze helling was een draaiplateau waarop een U-Boot kon worden geplaatst. Vervolgens werd het plateau gedraaid en werd de boot in één van de twee zogenaamde ‘Dom-bunkers’ gebracht. Het was van hetzelfde type dat ook het spoorweggeschut bij Calais beschermende. De vorm van het dak was speciaal zo ontworpen dat bommen er vanaf zouden ketsen.

Eén van de twee 'Dom-bunkers' (zuidoostelijke)
de voorzijde is tegenwoordig dichtgemetseld

De Dom-bunkers hadden een uitwendige lengte van 84 meter en een hoogte van 25 meter. Inwendig was de ruimte van de Dom 60 meter. Hoe knap dit staaltje van bouwkunde ook was, er pasten alleen maar U-Boten in van Type II klasse. De grote oceaan onderzeeërs van het Type VIII konden door hun gewicht geen gebruik maken van de draaischijf die een gewicht kon dragen van 400 ton.

De achterzijde van de zuidoostelijke Dom-bunker

Helaas is van deze draaischijf constructie tegenwoordig niets meer terug te vinden, deze is verwijderd en alles is geasfalteerd. De ronde vorm is wel bewaard gebleven, net als de twee Dom-bunkers. Het voormalige duikbootterrein wordt nog steeds gebruikt en borden geven aan dat het niet is toegestaan om als onbevoegde daar te vertoeven. Maar ja,… die borden zijn in het Frans, een taal die ik niet machtig ben. Zodoende kon ik naïef enkele foto’s maken. Het blijft toch altijd een imposant gezicht die grote betonnen zaken. Ook sporen van gebruik zijn nog te vinden, aan de westelijke Dom-bunker zijn aan de achterzijde de originele Duitse toiletten nog altijd te vinden, maar worden door mij afgeraden om te gebruiken.

De draaitafel. Een naoorlogse foto met een landingsboot
voor de zuidwestelijke Dom-bunker
(foto: After the Battle)

De Scorffbunker en de Dom-bunkers waren aardige oplossingen, maar lang niet voldoende om de grote vloot van U-Boten te kunnen verwerken. Op een landtong in het zuiden van Lorient, de Keroman, werd besloten twee enorme bunkers te bouwen (met een derde in een latere fase). Via een bomvrije overdekte sleephelling, in Keroman I werden de te onderhouden U-Boten het droge opgetrokken om vervolgens verdeeld te worden over één van de twaalf onderhoudsruimtes van Keroman I en II.

Ten zuiden van de draaischijf-werf, zijn de drie grote U-Boot bunkers te zien

1.: De draaischijf-werf
2.: De twee Dom-bunkers
3.: Keroman bunker II
4.: Keroman bunker I
5.: Keroman bunker III

De bouw van Keroman bunker I begon op 2 februari 1941. In mei van het zelfde jaar werd de bouw gestart van Keroman II. De Britten hielden de werkzaamheden nauwlettend in de gaten en verkenningsvliegtuigen en bommenwerpers brachten regelmatig een bezoek. Deze luchtaanvallen hinderden de bouw wel, maar toch ging deze gestaag verder. Op 7 mei werd er een bombardement uitgevoerd door de RAF waarbij 200 arbeiders omkwamen. Ondanks deze tegenslagen kon de eerste U-Boot de helling gebruiken op 1 augustus 1940. Keroman I en II werden officieel door de Kriegsmarine in gebruik genomen op 20 december van dat jaar.

De U-Boot bunkers van Lorient tijdens een bombardement

Keroman I had een lengte van 119,5 meter, 120 meter breed en 18,5 meter hoog. Het had 5 ruimtes (K1 tot K5) voor onderhoud plus de overdekte sleephelling. Het zijn enorme afmetingen, maar toch konden er slechts de U-Boot types VII en IX gebruik van maken (waar trouwens wel het grootste deel van de vloot uit bestond). De types IXD en XB waren net iets te lang.

Keroman II met de onderhoudsbunker K6A voor de traversen
(met de oude Franse duikboot de Flore, S645, op een traverse vóór K6)

Keroman II werd gescheiden van Keroman I door een 87 meter breed plein. Keroman II had een lengte van 128 meter en was 138 meter breed. De hoogte was, net als bij Keroman I, 18,5 meter. Het bevatte zeven bunkerdokken (K6 tot K12) plus een garagebunker (K6A) die naast K6 lag. Deze bunker werd gebruikt voor opslag en onderhoud van de twee traversen (de Bü1 en Bü 2). Dit was de slede waarop de U-Boot werd gezet en die via rails naar één van de bunkerdokken werd gereden. Boven de garagebunker K6A waren ruimtes ingericht om duizend man in onder te brengen.

Keroman I, Toen en NU

Als de duikboot eenmaal het droge was opgesleept via de overdekte sleephelling, en op de traverse stond om een dokbunker binnen te gaan, was de eerste handeling de periscoop te verwijderen. Dit kon niet in de bunker zelf, en werd door een kleine kraan gedaan die over de dakrand reed van de Keroman dokbunkers.

Schematische indeling Keroman I (rechts) en II (links)

In het inwendige van iedere dokbunker van Keroman I en II konden twee U-Boten van 82 meter lengte achter de deuren van een meter dikte opgeslagen worden. Op Keroman I waren drie luchtafweerstellingen aangebracht voor 20mm kanonnen. Twee waren er geplaatst direct boven de ingang van de sleephelling.

De ingang van de overdekte sleephelling met het platform voor het luchtafweer

Keroman II met de lege traverse, de deuren van bunker K6 en K7 staan open
(geheel links de onderhoudsbunker K6A)

Tegenwoordig bestaan Keroman I en II nog steeds, en zoals het er nu uitziet, zullen ze nog jaren blijven staan als herinnering aan turbulente jaren. In de bunkers zitten nu commerciële bedrijven, maar de sporen van het Duitse ‘Rijk’ zijn nog steeds te vinden op en rond de bunkers, zoals oude Duitse opschriften.

Vervagende Duitse opschriften (met Franse vertaling)

Verder is in een zijbunker van Keroman I, aan de zuidzijde, een klein museum ingericht. Oorspronkelijk was hier de oefenruimte voor duikbootbemanningen. De zeven meter hoge ontsnappings-oefentank is nog steeds aanwezig. In een klein zaaltje wordt een filmpje gedraaid over de duikbootoorlog en de rol van Lorient daarin. In een paar andere kleine ruimtes zijn foto’s opgehangen met afbeeldingen van het duiken naar wrakken, en zijn op enkele monitors wat bewegende beelden van onderwater wrakken archeologie. Er is een koptelefoon te leen (tegen inlevering van bijvoorbeeld een rijbewijs) met uitleg in verschillende talen. Persoonlijk kon het me niet echt boeien, ook vanwege de teleurstellende invulling van de ruimtes om ‘tentoonstellingen’ te tonen.

Links van de ingang van de sleephelling was ruimte voor een kanon

Buiten het museum zijn enkele torpedo’s en zeemijnen te vinden. Vanuit het museum is het een korte wandeling naar de ingang van de sleephellingbunker. Op de hoek van deze bunker is een geschutsbunker aangebracht waarin een kanon was geplaatst dat de ingang van de haven bestreek. Vóór de ingang van de sleephelling is een loopbrug waarover men kan lopen en een blik kan werken in de overdekte sleephellingbunker. Een enorm net moet de duiven buiten houden, maar belemmert ook het zicht op het inwendige van de bunker. Wandel verder over de brug en ga rechtsaf, naar Keroman III.

Keroman III (vaag is nog de Duitse nummering te zien boven de ingangen)

In oktober 1941 werd ten oosten van Keroman I begonnen met de bouw van Keroman III. Anders dan bij Keroman I en II werden nu rechtstreeks de openingen voor de U-Boten op zee aangesloten. Geen ingewikkeld procédé meer van transportsystemen. Met 24.000 vierkante meter was Keroman III de grootste bunker van Lorient. In januari 1943 kon er voor het eerst gebruik worden gemaakt van Keroman III. Keroman III was 170 meter breed waarin zeven dokken waren ondergebracht. In de meest linkse twee dokken (24 en 23) konden alleen een enkele duikboot worden ondergebracht, in de ander vijf (13 tot 22) was ruimte voor twee boten in ieder dok. Het dak van Keroman III was variërende van 6.4 tot 7.4 meter dik. Net als bij de U-Boot bunkers van St-Nazaire, was het de bedoeling dat er vangbalken voor bommen over het dak zouden worden aangebracht, maar alleen op het achterste deel zijn deze te vinden.

Amerikaanse B-17 bommenwerpers in maart 1944 over Lorient
(Keroman II is te zien bij de bakboordvleugel voorste B-17)

In mei 1943 zou Keroman III geheel gebruiksklaar moeten zijn, maar aan het einde van de oorlog waren de pompen nog niet bij alle dokken geïnstalleerd en ook alle deuren voor de dokken waren nog niet geplaatst (alleen bij de buitenste twee dokken). De meest rechtse dokken, K13/K14 en K15/K16, hadden een lengte van 82 meter en een breedte van 17 meter elk. Hiernaast lag dok K17/K18 dat 102 meter lang was en ook 17 meter breed. Vervolgens kwamen de dokken K19, K19A en K20, en was geschikt om drie boten te dokken. Het had een lengte van 103 meter en was 22,5 meter breed. Het vijfde dok (K21/K22) was gelijk aan K17/K18. Zoals hierboven al aangehaald, K23 en K24 bood ruimte aan een enkele boot en hadden een lengte van 103 meter en een breedte van 12 meter.

Het wrak van de Crapaud

Om Keroman III te beschermen waren er drie punten aangebracht voor luchtafweergeschut. Naast de luchtafweer op de bunkercomplexen zelf, waren er rond Lorient meer dan 200 luchtdoelkanonnen geplaatst van 20mm. Negen 75mm kanonnen, achttien 88mm, drieenveertig 105mm (plus twaalf dubbelloops) en vijf 128mm kanonnen complementeerden de verdediging. Om het de vijandelijke bommenwerpers nog moeilijker te maken waren er twee schepen afgemeerd tegenover Keroman III. Aan de westkant lag de Crapaud met ten oosten daarvan de Strasbourg. Deze schepen waren uitgerust met lange masten waaraan versperringsballons waren aangebracht om eventuele laag vliegende (torpedo)bommenwerpers tegen te houden. Tegenwoordig liggen de wrakken van beide schepen nog steeds tegenover Keroman III.

De resten van de Strasbourg

Lorient werd gedurende de oorlog regelmatig gebombardeerd en nagenoeg geheel verwoest (behalve de duikbootbunkers). Leek het een grote prijs voor de Geallieerden, deze dachten daar toch anders over. In augustus 1944 trokken de Amerikaanse grondtroepen Bretagne binnen. Op 6 augustus gooiden Britse bommenwerpers 146 ton bommen op Lorient haar bunkercomplex.

Aan de achterzijde van Keroman II hangt nog steeds
de sirene die afging bij luchtalarm

De 4th Armored Division zette Combat Command B (CCB) in op 7 augustus om de stad aan te vallen. Op dat moment probeerden de laatste U-Boten Lorient te verlaten. De Duitse verdediging van 15.000 man wist de Geallieerden uit de stad te houden. Op 5 september wist de laatste U-Boot, de U-155 onder commando van Oberleutnant zur See Friedeburg, weg te komen. De gehele 2. U-Flotille werd verplaatst naar Noorwegen. Omdat de basis geen gevaar meer vormde werd er door de Geallieerden een omsingeling ingezet die duurde tot 8 mei 1945. Op deze dag trok de 66th Infantry Division de haven binnen. De Geallieerden troffen na de overgave twee U-Boten aan, waarvan de U-129 (type IXC) tot zinken was gebracht (werd later geborgen en verschroot) en de U-123 (type IXB) die in 1947 in Franse dienst kwam als S-10 Blaison (in 1959 werd ze uit dienst genomen en verschroot).

U-123 onbeschadigd aangetroffen in dok K3
(kwam na de oorlog in Franse dienst als S-10 Blaison)

Tegenwoordig is van de schade niets terug te vinden en is Lorient een grauwe havenstad zonder veel glamour. Toch is een bezoek aan het havengebied zeker de moeite waard om de oude relikwieën te zien die de Duitse Kriegsmarine heeft nagelaten. Niet alleen Duitse overblijfselen, ook Franse geschiedenis is hier te vinden in de vorm van een oude duikboot (de Flore, S645) van de Daphné klasse die op een traverse is opgeslagen tussen Keroman I en II.

klik op de Flore om naar objecten te gaan
die Lorient moesten beschermen.