TOUR DE SLAGVELDEN VAN
ZUID-BEVELAND & WALCHEREN
DE STRIJD OM DE SCHELDE IN 1944

DOMBURG

Vanwege de grote druk op de Duitse batterij W 13 ten zuiden van Westkapelle, waar eerst artillerie voor geregeld moest worden, werd pas in de middag van 1 november de aandacht gelegd op W 17, de batterij ten zuiden van Domburg. Om 15.00 uur ontving Lt.-Col. Eric Palmer, commandant 41 Royal Marine Commando, de instructies uit handen van Brigadier Leicester Y Troop zou via de duinen naar Domburg trekken met P Troop langs de voet van de dijk met B Troop als ondersteuning in het kielzog. De rest van 41 Commando bleef achter in Westkapelle. Tijdens de opmars gaven hele groepen Duitsers zich over, maar eigenlijk had Lt.-Col. Palmer daar geen tijd voor en stuurde de gevangenen met slechts een enkele commando naar Westkapelle.

Op 23 september 1944 had Bomber Command W 17 en W5 reeds gebombardeerd
(De kraters worden nu nog steeds gebruikt door de plaatselijke golfclub)

(Google Earth)

Toen de commando’s W 17 naderden, zagen ze 24 Spitfires die de kazematten met 500 ponder bommen aanvielen en hun boordkanonnen er op leeg schieten. Hetzelfde deden de vliegers bij het steunpunt W 283. Al snel verschenen meer Duitsers om zich over te geven aan 41 Commando. W 17 en W 283 viel zonder moeite in handen van de commando’s. B Troop onderzocht W 17 terwijl P Troop verder trok naar Domburg. Deze trokken de stad binnen terwijl de duisternis viel. Hier en daar viel een schot, maar veel Duitse troepen waren uit Domburg vertrokken en schuilden in de bossen ten oosten van de stad. Maar schijn bedroog,... terwijl P Troop Domburg onderzocht, liep X Troop bij de kade van Domburg. Opeens werd het vuur geopend vanuit een steunpunt. Major Brind-Sheridan raakte gewond. Toen X Troop was terug getrokken bleek de majoor afwezig. Een patrouille ging op onderzoek om de gewonde majoor te zoeken. Toen het steunpunt omcirkeld werd probeerden enkele Duitsers te ontsnappen, maar werden door de commando’s van B Troop gedood.

Kaderofficieren 10 (Inter-Allied) Commando:
Achterste rij: Capt. E.F. Lutyens (LO BE Troop), Capt. Clarcke (Adjutant (S1),
Lt-Col Dudley Lister (CO 10 IA), Maj. P. Laycock (2ic),
Capt. Bryan Hilton-Jones (OC X-Troop), Capt. Hodges (MO).
Voorste rij: Lt. Woloszowski (2ic PO Troop), Capt. Mulders (OC NL Troop),
Capt. G. Danloy (OC BE Troop), Capt. Hauge (OC NO Troop),
en Commandant (Major) P. Kieffer (OC FR Troop).

In de vroege morgen van 2 november werd besloten het Duitse steunpunt uit te schakelen. Lt.-Col Palmer leidde zelf de troepen van B Troop naar het steunpunt. Hier konden ze Major Brind-Sheridan zien liggen in gezelschap van een, ook gewonde, commando. Maar het was onmogelijk om de mannen te bereiken, want de Duitsers hadden vuren ontstoken om de omgeving te verlichten. Er zou gewacht worden tot het daglicht was voor een aanval ingezet zou worden. Terwijl 41 Commando zich opmaakte om positie te kiezen, besloten de Duitsers, onder beschietingen van B Troop, het steunpunt te verlaten. Toen de rust was weergekeerd en de commando’s het steunpunt onderzochten, vonden ze de majoor die aan zijn verwondingen was bezweken. De gewonde commando, die aan de majoor zijn zijde was gebleven, had de nacht gelukkig wel overleefd. Er was weinig tijd voor treuren om de gevallen leider, Leicester wilde 41 Commando naar Vlissingen hebben om de strijd daar te ondersteunen. Domburg werd verder overgelaten aan het 10 (Inter-Allied) Commando.

In Domburg kregen de commando's steun van tanks, zoals deze Churchill AVRE

Rond 04.00 uur op 2 november (D+1) had Lt.-Col. Peter Laycock met het 10 (Inter-Allied) Commando het commando overgenomen van Palmer in Domburg. 10 Commando was een stuk kleiner dan 41 Commando. Twee Franse Troops was in Vlissingen en de Nederlandse eenheid was opgesplitst om als verbinding tussen de lokale bevolking, het verzet en de commando’s te dienen. Lt.-Col. Palmer begreep de zorgen van Laycock en liet twee Troops achter ter ondersteuning voor hij afmarcheerde richting Vlissingen. Laycock zou nog meer steun krijgen. Gedurende de dag verschenen twee Sherman tanks en twee AVRE Churchill tanks. Pas op 3 november wist 10 Commando Domburg geheel in handen te krijgen. De laatste Duitsers vluchtten naar de bossen in het oosten. Een watertoren die als observatiepost diende voor de Duitsers, werd door een Sherman tank met enkele schoten ‘blind’ gemaakt. Al snel verschenen er een paar hevig geschokte Duitsers uit de watertoren.

De villa 'Woestduin' staat in brand, de Duitsers die erin zaten laten zich
gevangen nemen door commando's van No. 5 (Noors) Troop

No. 5 (Noorse) Troop kreeg opdracht de duinen in te trekken terwijl No. 4 (Belgische) Troop de bossen zou uitkammen te oosten van Domburg. Onder dekking van Canadese artillerie vanaf de overzijde van de Schelde, die akelig kort viel, wisten de Noren het volgende steunpunt zonder veel druk in te nemen. Er was slechts één handgranaat nodig, in de deur geworpen door Lt. Olav Gausland, om de 12 Duitsers uit de bunker te krijgen. De Noren, onder leiding van de ondertussen gewond geraakt Captain Rolv Hauge, vochten verder door de duinen om W 18 in te nemen. Hiervoor moesten regelmatig eerst kleine verzetshaarden worden uitgeschakeld. Nog voor W 18 werd een perimeter ingesteld door de Noren. Captain Hauge kon eindelijk zijn verwondingen laten verzorgen, die zo ernstig waren dat hij terug werd gestuurd over de Schelde. Zijn leiderschap werd later beloond met de Military Cross (MC).

De watertoren van Domburg kort na de oorlog en de zichtbare littekens
(Let op de betonnen 'balken', onderdelen van 'tetraëder' versperringen)

De Belgische commando’s trokken onderwijl voorzichtig door de bossen. De Duitsers, die niet echt het gevecht aangingen, lieten tijdens het terugtrekken, mortiergranaten neerkomen, en verwondde verschillende Belgen. Ook scherpschutters maakten verschillende slachtoffers. Maar ondanks deze verliezen werd er een perimeter van een kilometer om Domburg gelegd, en waren 200 Duitsers gevangen genomen.

Commando's zoeken naar Duitse scherpschutters

Op 4 november keerde 41 Commando terug in Domburg nadat gebleken was dat Vlissingen onbereikbaar was. B Troop zou 10 (Inter-Allied) Commando assisteren om W 18 in te nemen. Met de Belgen op de rechterflank, die door de bossen trokken, werd rond 15.00 uur door 41 Commando opgetrokken door de duinen naar W 18, een sterk verdedigde luchtdoelbatterij. Er kwamen eerst nog even drie Typhoon jachtbommenwerpers ‘kijken’, zonder verder iets uit te richten. De Belgische commando’s, die verliezen leden door mijnen en scherpschutters, kregen na 800 meter oprukken de order halt te houden. Over deze korte afstand hadden deze al meer dan 100 Duitsers gevangen genomen, maar 41 Commando was vastgelopen richting W 18. Terwijl 41 Commando zich ingroef voor de nacht, maakte de Noorse Troop zich op om op te rukken naar W 18 in de vroege morgen van de 5de november. Maar het weer was slecht en er was geen kans op luchtsteun. De opmars verliep zeer traag.

Belgische commando's komen de Noren aflossen in de bossen bij Oostkappele

Om 15.00 uur was Lt.-Col. Palmer gereed voor een nieuwe aanval, nu met ondersteuning van twee tanks. Terwijl A Troop de landzijde opruimde, trok Y Troop op W 18 aan. Een tank wist een munitieopslag van een Nebelwerfer (raketwerper) te treffen. Maar het mijnenveld zou even later zorg dragen voor het uitschakelen van een tank, waarop de andere tank zich terug trok. Eén voor één moesten de commando’s de bunkers van het complex innemen. Terwijl de duisternis viel, werd ook de laatste bunker overmeesterd en konden 300 gevangen genomen Duitsers worden afgevoerd.

Links: Capt. G. Danloy, Commandant No. 4 (België) Troop

De volgende dag, 6 november, werd de tocht voortgezet door 41- en 10 Commando. Maar de aanvoer van munitie, en andere essentiële zaken om oorlog te voeren, verliep zeer traag, omdat alles vanaf Westkapelle moest komen via een duinengebied. Uiteindelijk moest er halt worden gehouden. De drie overgebleven tanks zochten nog naar doelen en ook Typhoons beschoten doelen in het kustgebied. Hield het 41 Commando halt samen met het Noorse onderdeel van 10 (Inter-Allied) Commando, de Belgische commando’s van A Section, 4 Troop, onder leiding van Captain Danloy trokken op naar een complex bunkers in de duinen, waarbij ze een mijnenveld binnenliepen. Lt. Adolphe Meny, die een Duits mitrailleurnest probeerde te omzeilen, liep op een mijn en stierf ter plekke. Lt. Boris Artemieff nam direct het initiatief over en stormde naar voren. Hij werd tweemaal in de schouder getroffen, maar wist met zijn Thompson machinepistool het mitrailleurnest tot zwijgen te brengen. Maar A Section liep verder vast. Capt. Danloy stuurde Lt. Pierre Roman er op uit om met een omtrekkende beweging het complex in te nemen. De Duitsers werden hierdoor afgeleid en zette hen even op het verkeerde been. De Duitsers zagen de glimmende bajonetten op zich afkomen en zo besloten vier mitrailleurnesten zich direct over geven. Acht Belgen ontvingen voor deze actie het Croix de Guerre.

Captain Danloy gaf opdracht aan Lt. Roman om te consolideren in de duinen ten noorden van de bosrand. Maar Roman verzocht om door te stoten omdat hij tegen hoge grond op keek, een slecht verdedigbare positie. Met toestemming van Capt. Danloy renden de Belgische commando’s verder door de noordelijke duinen om een betere positie in te nemen. Luitenant Roman ontving voor zijn initiatief het Military Cross omdat de uitkomst van deze actie het verdere verloop van de strijd positief zou beïnvloeden.

Een Typhoon van No. 609 Squadron, één van de squadrons actief over Zeeland

Op 7 november was het weer zo ver verbeterd dat achttien Typhoon jachtbommenwerpers doelen ten noorden van Domburg konden aanvallen met raketten en boordkanonnen. Ook goed geplaatste mortieren door de commando’s brachten schade toe aan de Duitse verdediging, van met name de stelling bij de zogenaamde ‘De Zwarte Hut’. Met steun van de twee Sherman tanks werd deze door de Kriegsmarine bezette stelling vrij snel ingenomen. Lt.-Col. Palmer hield zijn mannen niet tegen om W 19 in te nemen voor donker. Maar de tankgracht en andere versperringen, zoals mijnenvelden, vertraagden de opmars. Duits machinegeweervuur en mortieren maakten verschillende slachtoffers in dien mate dat Palmer de mannen terug riep. Typhoons beschoten de bossen ten noorden van Overduin om het terugtrekken de dekken. De Noren probeerden via de bossen een doorbraak te forceren maar na ongeveer 300 meter liep de AVRE Churchill tank op een mijn waarbij drie bemanningsleden omkwamen. Zonder tank ondersteuning trokken de Noren verder, en maakten veel Duitsers gevangen. Tijdens het ondervragen kwamen ze erachter dat de meeste Duitse troepen W 19 hadden verlaten. Maar het maakte de inname er niet makkelijker op, want de mijnenvelden kostten veel tijd.

Bij de strandopgang, aan de Badhuisstraat, Domburg staan drie monumenten
Voor de 34 Britse Commando's van de 41 Royal Marines Commando die zijn
gesneuveld zijn in de strijd om Walcheren, een monument voor de 9 Noorse
Commando's van No. 5 Troop/10 Cdo. en de liaisonofficieren van de 52nd.
Division die omgekomen zijn en een monument voor de Belgische inzet (boven)

Bij het eerste licht van 8 november trok 41 Commando verder door het mijnenveld rond W 19. Gedurende de nacht was No. 4 Commando in de omgeving gearriveerd. Deze namen de taken over van 10 (Inter-Allied) Commando. 4 Commando trok ook door de bossen richting Vrouwenpolder waar ze later de capitulatie zouden aanvaarden van Oberstleutnant Wilhelm Veigele waarmee geheel Walcheren bevrijd was (zie hoger op deze pagina). Terwijl er bij Vrouwenpolder naar een capitulatie werd gewerkt, bij W 19 was de situatie nog ver van voorbij. Ondanks verhalen dat de Duitsers vertrokken waren bij W 19 bleken er nog steeds vijandelijke troepen in de loopgraven rond te lopen. Lt.-Col. Palmer vreesde weer een verloren dag en gaf opdracht aan P Troop het mijnenveld over te steken onder dekking van vuur afgegeven door P Troop. Deze actie slaagde wonderwel en de overrompelde Duitsers zwaaiden al snel met witte vlaggen. Met de inname van W 19 waren de zwaarst verdedigde stelling ingenomen op Walcheren.

De personeelsbunker aan de Krommeweg

Rond Domburg zijn nog maar weinig restanten te vinden van achtergebleven Duits beton. De belangrijkste stellingen zoals als W 17, W 18 en W 19 zijn geheel verdwenen. Toch zijn hier en daar nog wel wat bunkers en dergelijke te vinden. Ik wil u nog langs twee objecten sturen. Bij Domburg liggen eigenlijk nog maar twee overgebleven bunkers. Aan de Brouwerijweg ligt een personeelsbunker met een Tobroek. Mocht u deze niet interessant vinden (hij is ook lastig te vinden), rij dan naar de Krommeweg voor een soortgelijke bunker. Gescheiden door een slootje ziet men ook nog een kleine opslag in het gras tussen de boompjes liggen (Gps: 51º33’25.40” N, 3º29’02.04” O).

De kleine opslagbunker nabij de personeelsbunker aan de Krommeweg

Het laatste object waar ik u op Walcheren nog wil wijzen is de Duitse batterij Friedrich Barbarossa aan de,… Frederick Barbarossaweg bij Buttinge. Hier liggen twee kazematten van het type R 611 die niet te bezoeken zijn maar wel vanaf de weg te zien zijn. Deze kazematten waren zo opgesteld dat deze vuur konden uitbrengen globaal tussen Westkapelle en Oostkapelle richting Domburg dat op 8 kilometer van deze batterij lag. Deze batterij was ook voortijdig uitgeschakeld door de overstromingen veroorzaakt door de bombardementen op de dijken van Walcheren.

De twee R 611 kazematten bij Buttinge (vanaf de Zwagermanweg gezien)
Onder; de achterzijde van een R 611 zichtbaar vanaf de Frederick Barbarossaweg

Voor een korte film over de landing in 1944
bij Westkapelle en de strijd rond Domburg;

KLIK HIER

Op de volgende pagina niet alleen aandacht
voor het sluiten van de dijken in 1945,...
maar ook die van na de storm van 1953