Achteraf gezien zijn alle rangen na de dood gelijk,....
Op de Soldaten Friedhof van Ysselsteyn liggen niet alleen lage rangen van soldaten,
maar ook een paar hoge officieren. De hoogste officier op Ysselsteyn (zover mijn informatie gaat) is
Generalleutnant Kurt Erich Heinrich Schmidt, op moment van sterven Kommandeur 526. Infanterie-Division,
die op 3 maart 1945 stierf in Aalsmeer. Schmidt ligt in Vak: CT, Rij: 7 en Graf: 154. Een ander hoge
officier is Generalmajor Oskar von dem Hagen. Hagen, staf commandant van Infanterie-Regiment 376, was
tot 1 mei 1940 nog een Oberst, en zijn promotie tot Generalmajor werd posthuum uitgereikt, nadat hij op
17 mei 1940 gesneuveld was nabij Ossendrecht. Hagen ligt in Vak: BA, Rij: 4, Graf: 97.
Generalleutnant Schmidt, Generalmajor Hagen en
Generalmajor Kussin
Maar de meest bekende hoge officier welke op Ysselsteyn ligt begraven, is waarschijnlijk Generalmajor
Friedrich Kussin. Op 17 september 1944 was Kussin 49 jaar oud, en commandant van Feldkommandantur 642,
het militaire hoofdkwartier gestationeerd rond Arnhem, en post welke hij beklede vanaf 3 september 1943.
Toen op 17 september 1944 de luchtlandingen begonnen rond Arnhem, als onderdeel van de
Operatie
‘Market-Garden’, besloot Kussin zijn hoofdkwartier aan de Apeldoornseweg in Arnhem, te verlaten
om met eigen ogen te zien wat er aan de hand was. Hij liet zich op de hoogte brengen door
SS-Sturmbannführer Sepp Krafft bij Hotel Wolfheze. Deze adviseerde bij het vertrek van Kussin om
de noordelijke route naar Arnhem te nemen, want de zuridelijke kon wel eens in handen zijn van de
Britse paratroopers. Maar Kussin sloeg de raad in de wind en reed dezelfde weg terug als hij gekomen was.
Generalmajor
Friedrich Kussin ligt naast zijn stafwagen
Om 17.30 uur reed Kussin zijn stafwagen, met chauffeur gefreiter Josef Willeke aan het stuur, op de
Utrechtseweg toen juist B Company van de 3rd Parachute Battalion net de Utrechtseweg had ingeslagen.
Mannen van No.5 Platoon openden het vuur op de voortsnellende wagen waarbij Kussin, Willeke om het leven
kwamen, net als de passagier achterin, de tolk Unteroffizier Max Köster. De gedode generaal en zijn chauffeur
werden uit de wagen gesleurd, en ontdaan van epauletten, knopen en insignes, souvenirs voor de paratroopers.
Eén van de para’s vond het nodig om de generaal te trachten te scalperen. Op 19 september gaf Captain
Reverend Pare, de geestelijke van No.1 Wing (Gliders Regiment), de opdracht aan twee gevangen genomen
Duitsers om de drie omgekomen Duitsers langs de kant van de weg te begraven. Na de oorlog zijn Kussin en zijn
twee metgezellen begraven in Ysselsteyn. Kussin ligt in Vak: BL, Rij: 6, Graf: 143. De chauffeur Willeke
ligt naast Kussin in Vak: BL, Rij 6, Graf 144. Eén graf verder, ook in Vak BL, Rij 6, ligt de tolk Max Köster
in Graf 145.
Adel onder kruisen,...
Er liggen twee opvallende slachtoffers tussen de duizenden graven, namelijk die van twee prinsen.
Het betreffen hier Egmont Prinz zurr
Lippe-Weißenfeld en Heinrich Prinz zur Sayn-Wittgenstein, beide nachtjager vlieger bij de Luftwaffe.
Prinz Egmont zurr Lippe-Weißenfeld werd geboren op 14 juli 1918 in Salzburg, Oostenrijk.
De familie leefde in een oud kasteel, Alt Wartenburg, in Opper Oostenrijk.
Als de oudste zoon, met drie jongere zusters, leek het even dat de jonge Egmont de
troon zou krijgen van het Prinsdom Van Lippe, wat toen een klein staatje was in het Duitse
Keizerrijk. Maar enkele maanden na de zijn geboorte werd Duitsland een republiek,
en werden de Duitse koninklijke huizen opgeheven. Al vrij jong, en avontuurlijk als hij was,
ontdekte hij de liefde voor het vliegen in Gaisberg, nabij Salzburg. Prinz Egmont zurr
Lippe-Weißenfeld nam zweefvlieglessen bij de Oostenrijkse Aëro Club.
In 1936 sloot Prinz zurr Lippe-Weißenfeld, toen hij 18 jaar was, zich aan bij de
Oostenrijkse Bundesheer om dienst te nemen bij de infanterie. Na de aansluiting van
Oostenrijk bij Duitsland, werd Lippe-Weißenfeld overgeplaatst naar de Duitse Luftwaffe.
Na zijn Lufwaffe brevet te hebben gehaald op 5 oktober 1939, werd hij later in 1939
gepromoveerd tot Leutnant. Zijn vervolgtraining was op Fürstenfeldbruck, Schleißheim
en Vienna-Aspern.
Links: Egmont Prinz zurr
Lippe-Weißenfeld
De Luftwaffe carrière begon voor Prinz zurr Lippe-Weißenfeld met de II. Gruppe van de
Zerstörergeschwader 76 (ZG 76) voor hij werd overgeplaatst naar de nachtjager afdeling
Nachtjagdgeschwader 1 (NJG 1) op 4 augustus 1940. De eenheid had hun basis op Gütersloh,
waar men trainde in het nachtjacht vliegen. Zijn eerste standplaats was Leeuwarden, om
vervolgens een eenheid te leiden vanaf Schiphol en later vanaf Bergen. De Prinz zur
Lippe-Weißenfeld zijn eerste nachtelijke overwinning
vond plaats 17 november 1940 toen hij een Vickers Wellington van RAF No.115 Squadron neerschoot.
Zijn volgende overwinning liet op zich wachten, deze vond plaats in de nacht van 15 januari 1941
als hij een Armstrong Whitworth Whitley van No.58 Squadron wist neer te schieten.
Op 13 maart 1941 raakten Lippe-Weißenfeld en zijn radio operateur Josef Renette gewond, als
hun Messerschmitt Bf 110 D-2 wordt beschoten door boordschutters van de bommenwerper die zij volgden.
Prinz zur Lippe-Weißenfeld wist een noodlanding te maken op het vliegveld Bergen, Noord-Holland.
Maar genezen van de verwondingen wist Prinz zur Lippe-Weißenfeld op 10 april 1941 de 100ste
overwinning binnen te halen voor NJG 1, als hij een Wellington van No.12 Squadron, boven het IJsselmeer
neer schiet. Na een botsing op 30 juni met een andere Bf 110 tijdens een training, crashte hij zijn
toestel bij Bergen aan Zee. Maar onverschrokken ging de prins verder en had in juli 10 overwinningen op zijn naam,
waarna een promotie volgde op 15 november 1941 tot Oberleutnant en werd hij Staffelkapitän van
de 5. Staffel, NJG 2. Eind 1941 stond de score op 15 luchtoverwinningen voor Prinz zur Lippe-Weißenfeld.
Ook in 1942 ging zijn score aan overwinning gestaag verder. In de nacht van 26 en 27 maart wist hij
vier RAF bommenwerpers neer te schieten (wat hem Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes opleverde).
In juli 1942 stond zijn score op 37, en was Lippe-Weißenfeld één van de leidende nachtjager azen.
De Messerschmitt Bf 110G-4 'C9+CD' (NJG 5.)
van Prinz Egmont zurr Lippe-Weißenfeld (maart 1944)
Prinz zurr Lippe-Weißenfeld werd tot Hauptmann gepromoveerd op 1 oktober 1942 en Gruppenkommandeur
van de I. Gruppe van NJG 3 benoemd. Bij deze eenheid wist hij drie luchtoverwinningen toe te voegen
aan zijn score. Zijn 45ste overwinning kwam een maand na zijn aanstelling, op 31 mei 1943, bij
III. Gruppe van NJG 1. Op 2 augustus 1943 werd Prinz zurr Lippe-Weißenfeld het Ritterkreuz des
Eisernen Kreuzes mit Eichenlaub toegekend. Na weer een promotie, Major, werd Lippe-Weißenfeld
op 20 februari1944 overgeplaatst naar NJG 5. Tijdens een routinevlucht op 12 maart 1944 van
Parchim naar Athie-sous-Laon zou de Bf 110 in slecht weer zijn geraakt, en waarschijnlijk door
ijsafzetting gedwongen lager te vliegen waarbij het toestel zich in de grond boorde en geheel
uitbrandde. De volgende dag werd het wrak ontdekt bij St. Hubert in België met aan boord
de omgekomen Prinz zurr Lippe-Weißenfeld, zijn vaste radio operateur Oberfeldwebel Josef Renette
en Unteroffizier Kurt Röber.
Prinz zurr Lippe-Weißenfeld was niet gertrouwd, maar had wel een relatie met ene
Hannelore Ide, die hij in januari 1941 had leren kennen. Met Idelein, welke
secretaresse was bij een zogenaamde Luftgau, de administratieve kant en organisatie
van de Luftwaffe, mocht Egmont graag muziek luisteren en zeilen op het IJsselmeer, tot zijn dood in 1944.
Major Prinz zurr Lippe-Weißenfeld ligt begraven in
Vak: TH, Rij 1, Graf 1.
Direct naast Prinz zurr Lippe-Weißenfeld ligt,
op Ysselsteyn begraven, Prinz zur Sayn-Wittgenstein.
Prins Heinrich Alexander Ludwig Peter zur Sayn-Wittgenstein werd geboren in Kopenhagen,
Denemarken, op 14 augustus 1916. Hij sloot zich op 12 april 1932 aan bij de Hitlerjugend
in Freiburg.
Links: Heinrich Alexander Ludwig
Peter Prinz zur Sayn-Wittgenstein
In april 1937, Sayn-Wittgenstein begon de militaire carrière van de prins,
toen hij zich aansloot bij het 17. Kavallerie-Regiment in Bamberg. In de zomer
van dat jaar vertrok Sayn-Wittgenstein naar de Luftwaffe waar hij naar de vliegschool
Braunschweig kon in oktober. In juni 1938 werd zijn officier status van kracht met de
promotie tot Leutnant. Vanaf verschillende bases opereerde hij met de Heinkel He 111
en de Junkers Ju 88. In de winter van 1938-’39 diende Sayn-Wittgenstein bij het
Kampfgeschwader 54 (KG 54) welke vanaf Fritzlar opereerde. In de functie van
Kampfbeobachter fungeerde hij als gevechtsobservator en navigator.
De echte eerste gevechtservaring deed zich voor na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog,
in de Slag om Frankrijk en later tijdens de Slag om Engeland. Sayn-Wittgenstein, dan
vliegende bij het Kampfgeschwader 1 (KG 1) Hindenburg, was in eerste instantie
aangesteld als observator in de He 111 H-3 welke gevlogen werd door Gerhard Baeker.
Met Baeker vloog Sayn-Wittgenstein grote hoogte missies tegen RAF vliegvelden, zoals Biggin Hill.
In de winter van 1940-’41, keerde Sayn-Wittgenstein terug naar de Luftwaffe school
voor de voortgezette pilotenpleiding (Erweiterter Luftwaffen-Flugzeugführerschein 2).
Met het ‘C2’ certificaat op zak, welke aangaf dat hij ‘blind’ kon vliegen, essentieel
voor nachtelijke opdrachten, keerde hij terug bij de operationele eenheid KG 1 in maart
1941. Deze eenheid zou de Heeresgruppe Nord ondersteunen tijdens Operatie Barbarossa,
de inval in de Sovjet Unie. Na 150 gevechtsmissies met de KG 1 en de KG 51 begon
Sayn-Wittgenstein zijn nachtjager carrière, als Staffelkapitän, bij 9./Nachtjagdgeschwader 2
(9./NJG 2) op 1 november 1941. Toch zou het nog een half jaar duren eer hij zijn eerste score
maakte. Dat was in de nacht van 6 mei 1942 toen hij een Bristol Blenheim verschalkte op 40
kilometer ten westen van Walcheren, Zeeland. Twee opmerkelijke acties waren er in de nacht
van 31 juli en 10 september 1942. Gedurende deze nachten vielen er drie slachtoffers door
zijn wapens, respectievelijk zijn 15 tot 17 en 19 tot 21ste overwinning. Deze ovewinningen,
meerdere tijdens één missie, werden gekoppeld op de staart van zijn nachtjager weergegeven (zie foto lager).
Nadat hij op 7 oktober 1942 zijn 22ste
overwinning had behaald, werd Sayn-Wittgenstein het Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes toegekend.
De Junkers Ju 88 C-6, 'C9+AE' (Stab IV/NJG 5.)
van Prinz Heinrich zur Sayn-Wittgenstein (Rusland 1943)
Hauptmann Sayn-Wittgenstein werd op 1 december 1942 aangesteld tot Gruppenkommandeur
van het the IV./Nachtjagdgeschwader 5 (IV./NJG 5) en vertrok met deze eenheid in februari
1943 naar het Oostfront. Aan dit front trad Unteroffizier Herbert Kümmritz toe, als radio
operateur (Bordfunker), tot de bemanning van Sayn-Wittgenstein. Tot die tijd had
Sayn-Wittgenstein na enkele missies steeds de Bordfunker vervangen. In het voorjaar
van 1943 werd IV./NJG 5 wederom verplaatst, naar Rennes, in Frankrijk, om de U-Boot
bases daar te verdedigen. Niet alleen was dit van korte duur, Sayn-Wittgenstein kreeg
opdracht om met Kümmritz zich vertrouwd te maken met de Messerschmitt Bf 110 nachtjager
op Gilze-Rijen. Sayn-Wittgenstein vlogen zeer kort operationeel met de Bf 110, en toen
hun toestel op 24 juni 1943 technische problemen had, stapten ze over in hun vertrouwde
Ju 88C, en schoten die nacht vier Avro Lancasters neer (overwinning 32-35). Sayn-Wittgenstein
zou nooit meer een Bf 110 vliegen. Nadat de eenheid, nu omgedoopt tot I./Nachtjagdgeschwader
100 (I./NJG 100), weer aan het Oostfront opereerde, schoot op 20 juli 1943 zeven vijandelijke
toestellen neer tijdens één missie, waarvan zes binnen 47 minuten (overwinning 36-41), allen
in de noordoost omgeving van Oryol. Op 1 augustus (overwinning 44-46) en 3 augustus (48-50)
werden gedurende die nachten ook weer drie toestellen neergeschoten. Op 15 augustus 1943 werd
Sayn-Wittgenstein als Gruppenkommandeur van II./NJG 3 aangesteld, waarna hem op 22 september
1943 (na zijn 54ste overwinning op 31 augustus) het Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes mit
Eichenlaub werd uitgereikt door Hitler.
Tijdens de uitreiking van het Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes mit
Eichenlaub schudt Prinz zur Sayn-Wittgenstein de hand van Hitler
(opvallend is dat Sayn-Wittgenstein de handschoenen aan heeft)
Er doen zich geruchten voor, aldus zijn moeder Prinses Walburga, dat Sayn-Wittgenstein
met het plan liep om Hitler te vermoorden nadat deze hem het Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes
mit Eichenlaub op 22 september 1943 had uitgereikt. Maar eergevoel en zijn opdracht hield hem
ervan af, mede omdat hij meer overwinningen wilde behalen dan Major Lent. Tegen schrijfster en
schilder Tatiana von Metternich zou Sayn-Wittgenstein gezegd hebben dat hij alle gelegenheid
had om Hitler om te leggen, hij was niet getrouwd, had geen kinderen, hij was vervangbaar, en
tijdens het uitreiken van het Ritterkreuz zou hij persoonlijk door Hitler worden ontvangen, en
er waren maar weinigen die zo dicht bij Hitler kwamen,… (maar de geschiedenis wijst uit dat
Sayn-Wittgenstein zijn geplande daad slechts bij woorden heeft gelaten).
Rechts: Prinz Heinrich zur Sayn-Wittgenstein met
29 overwinningen op het kielvlak van zijn Ju 88C-6. Sommige overwinningen zijn gekoppeld, wat aangeeft
dat deze overwinningen tijdens één missie zijn behaald.
Op 1 december 1943, kreeg Sayn-Wittgenstein de opdracht om het commando over te nemen van
II./Nachtjagdgeschwader 2 (II./NJG 2). Gepromoveerd tot Geschwaderkommodore van NJG 2 op
1 januari 1944, stond zijn score reeds op 68 overwinningen, maar claimde hij voor deze
nacht zes viermotorige bommenwerpers (overwinning 69-74). In deze periode had Sayn-Wittgenstein
Feldwebel Friedrich Ostheimer als Bordfunker aan boord, aangezien Kümmeritz met studie
verlof was. In de nacht van 20 januari 1944 claimde Sayn-Wittgenstein overwinning 76-77 en
78. Het laatste vliegtuig, een Lancaster, stortte brandende neer en leek de Ju 88 van
Sayn-Wittgenstein op een haar na te missen. Maar het toestel was vervolgens slecht te vliegen
en Ostheimer maakte radiocontact met Erfurt om een noodlanding aan te kondigen. Toen
Sayn-Wittgenstein flaps en landingsgestel selecteerde dreigde de Ju 88 te overtrekken.
Besloten werd een buiklanding te maken. Na de landing bleek zeker twee meter van een vleugel
te zijn afgeslagen door een propeller van de Lancaster.
Op 21 januari 1944 waren Sayn-Wittgenstein, radioman Ostheimer en boordwerktuigkundige
Unteroffizier Kurt Matzurleit in de lucht met Ju 88 R4+XM (Werknummer 750 467). Het eerste
contact met een Lancaster was rond 22.00 uur, en werd vijf minuten later neergeschoten.
Tien minuten later viel een tweede Lancaster, gevolgd door een derde om 22.30 uur.
Een vierde Lancaster crashte door de wapens van de Ju 88 om 22.40 uur. Terwijl een
vijfde Lancaster in brand werd geschoten, werd de Ju 88 getroffen. De linkervleugel
vloog in brand, en Sayn-Wittgenstein gaf de order het toestel te verlaten, waarop Ostheimer
en Matzurleit met hun parachute veilig het toestel verlieten. Sayn-Wittgenstein heeft ook getracht
het toestel te verlaten, maar had naar alle waarschijnlijkheid zijn hoofd geraakt aan
het kielvlak van de Ju 88, en is vervolgens met zijn ongeopende parachute ter aarde gestort.
Zijn lichaam werd niet ver van zijn nachtjager gevonden in een bos bij Stendal.
Major Prinz zur Sayn-Wittgenstein zijn Ju 88C-6,
het toestel van zijn fatale vlucht
(daar zijn eigen kist gerepareerd werd, had hij deze Ju 88C-6 geleend,
vandaar dat er geen scores op het kielvlak zijn geschilderd)
Friedrich Ostheimer beweerde later dat een RAF Mosquito hen had neergeschoten.
Het is niet 100% zeker, want geen enkele Mosquito bemanning claimde die nacht een overwinning.
Wel is er het rapport van Pilot Officer Desmon Snape, die samen met radar operateur Flying Officer L.
Fowler die nacht vloog in Mosquito F.II, DZ303. Zij maakten contact rond 23.15 uur met een Duitse jager
die ten zuriden van Brandeburg vloog. Na enkele minuten konden ze een Ju 88 onderscheiden, en schoten
erop en zagen treffers achter de cockpit, maar claimden geen overwinning. Maar hun rapport klopt met
de tijden dat Sayn-Wittgenstein ook opereerde en omkwam in deze omgeving.
Prinz Sayn-Wittgenstein was een moeilijke man om mee te werken. Herbert Kümmeritz
herinnerde zich later hoe Sayn-Wittgenstein op zijn titel en rang stond om de beste contacten
te krijgen. Hij wachtte vaak op de grond tot een goed contact met een doelwit was gelegd, en
ging dan de lucht in. Mocht een andere nachtjager hetzelfde contact al bezig zijn te achtervolgen,
dan gaf Sayn-Wittgenstein een brul over de radio: ‘Hier Wittgenstein,… geh weg!’
(‘Hier Wittgenstein,… wegwezen!’). Door zijn karakter was hij geen instructeur, en zelfs
een slecht officier. Maar het was wel een persoonlijkheid met een zesde zintuig voor
vijandelijke vliegtuigen en hoe hij deze het beste kon benaderen en beschieten, dat hij
met grote trefzekerheid deed.
Het Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes mit Eichenlaub
und Schwertern en Heinrich Prinz zur Sayn-Wittgenstein
Postuum werd Heinrich Prinz zur Sayn-Wittgenstein het Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes mit Eichenlaub
und Schwertern toegekend op 23 januari 1944. Na 320 gevechtsmissies, stond het aantal
luchtoverwinningen op 83, waarvan 60 aan het Westerse front. Op 29 januari 1944 werd het
stoffelijke overschot ter aarde besteld op de begraafplaats van het Geschwader op de Luftwaffe
basis van Deelen. In 1948 werd hij herbegraven naast Egmont Prinz zur Lippe-Weißenfeld op Ysselsteyn.
Major Prinz Sayn-Wittgenstein ligt begraven in
Vak: TH, Rij 1, Graf 2.
Op de volgende pagina's
aandacht voor meer omgekomenen die begraven liggen op de
Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn
KLIK HIERONDER
|