'STORM BOAT KINGS'
23rd Field Company,
Royal Canadian Engineers
Ze worden in ’A Bridge Too Far’ niet bij name genoemd, maar de 23rd Field Company,
Royal Canadian Engineers was de eenheid welke de vastzittende luchtlandingtroepen uit Oosterbeek zouden halen.
Op 21 september vertrokken commandant van de 23rd Cdn Fd Company Major Mike L. Tucker, en Lt. Russ Kennedy
naar Nijmegen, voor overleg met de commandant van de Royal Engineers van de 43rd Division, Lieutenant-Colonel
W.C.A. Henniker. Gelijkertijd vertrok de 23rd Cdn Fd Company vanuit Hechtel richting Grave met hun bruglegger
materiaal. In Grave werd de 23rd opgevangen en begeleid naar het zuiden van Nijmegen, waar de eenheid rond
17.00 uur arriveerde.
Operation 'Berlin'
In de dagen daarna bleef de 23rd Field Company in Nijmegen en wachtte op orders. Op 24 september trok de
23rd naar het noorden, maar keerden weer terug rond 13.00 uur naar hun startpunt, het zuiden van Nijmegen.
Lt. Kennedy, samen met sergeant Barnes en Sapper McKee, maakten een verkenningstocht met de 260 Field Company,
en meldden later dat een groep van honderd Poolse paratroepers de Nederrijn waren overgestoken, om hulp
te brengen aan de vastgepinde Britse para’s. Hiertoe had de 260 Field Company hun aanvalsboten gebruikt om
de Polen de rivier over te zetten, waarbij er een constant gevaar was van Duitse mortieren .
CO Major Mike L. Tucker, Lt. Russ Kennedy,
Lt. Bob Tate
Pictures: Lt. Russ Kennedy
De commandant van de 23rd Canadian Field Company, Major Tucker bezocht een meeting met de
‘O’ (Order) Group van de commandant van de Royal Engineers 43rd Division om 10.00 uur op 25 september.
Hier werd duidelijk dat er geen enkele andere optie was, dan de vastzittende para’s in Oosterbeek terug
te halen over de rivier. Er werd besloten dat de 23rd Field Company,
Royal Canadian Engineers met hun stormboten zouden worden ingezet, maar vanaf welk punt, dat was nog niet
helemaal duidelijk. Om 17.00 uur werd een nieuwe meeting gepland, georganiseerd door de ‘O’ Gp van 130
Brigade. Om een ‘jump-of’ punt te bepalen, ondernamen Major Tucker en Lt. Kennedy een verkenning ter hoogte
van Valburg. Het grote probleem hier was dat de grond erg dras bleek te zijn, welke verre van geschikt was
voor de zware voertuigen. Er werd een treinstation gevonden met een groot laad-en los terrein. In een nabij gelegen laan was ruimte om de voertuigen met de bruggen in te zetten. De 23rd Company kreeg de order om hun spullen op te pakken, en naar het noorden te vertrekken. Ondertussen onderzochten, Lt. Kennedy and Lt. Tate hoe het zat met de posities van de eenheden van eigen troepen en informatie over de Duitsers bij 130 Brigade. Lt. Kennedy was onderhand goed op de hoogte van de gehele omgeving na zijn twee dagen verblijf bij het 3rd Platoon, 204 Field Company (van 22 september tot 24 september) en bij de 260 Fd Coy. Kennedy verwachtte dat deze eenheden steun zouden verlenen aan de 43 Division tijdens de rivier oversteek.
Storm boten, in 1945 bij Venray,
waar getraind werd voor de oversteek van de Rijn bij Wessel
Het konvooi van de 23rd Canadian Field Company, welke om 14.00 uur vertrok uit Nijmegen,
bestond uit; 3 Jeeps, 2 Scout cars (met radios), 2 keuken wagens en de 12 sectie 3-tonners.
Tevens was in het konvooi een 3-ton truck met 12 monteurs en herstellers van de 10 Canadian Field
Park Company, en 17 bruglegger voertuigen. De route naar Valburg was een gevaarlijke weg. Een ander
konvooi met aanvalsboten was de vorige dag tijdens het zoeken naar de juiste route, in Duitse handen
gevallen en vernietigd. Maar de 23rd wist de goede weg te vinden, en via de smalle weggetjes bereikte
het konvooi om 16.30 uur Valburg.
Een Evinrude buitenboordmotor
Lt. Kennedy had twee punten gesuggereerd als oversteekplek voor de nachtelijke operatie. De 260 Fd
Coy kreeg de order hun aanvalsboten in te zetten, terwijl de 23rd hun stormboten gingen gebruiken. De
23rd kregen 14 stormboten tot hun beschikking en 17 Evinrude buitenboordmotoren. Het konvooi
kwam in beweging om 19.15 uur en vertrok naar Stavaste, maar mochten hier pas verder na 19.30 uur
om zich verder te verplaatsen. Op ieder kruispunt werd een man afgezet om de juiste richting aan
te geven aan de andere wagens in het konvooi. Om 19.40 uur werd de brug van Stavaste bereikt. Het was
nog steeds licht, en Duitse granaten kwamen op de weg terecht waarop het konvooi zich verplaatste.
Toch werd slechts één man gewond door rondvliegende scherven, toen Sapper Black in zijn arm werd getroffen.
De rest van het konvooi bereikte zonder verdere schade hun los plaats. Maar er bleken wel drie vrachtwagens
met personeel een verkeerde afslag hadden genomen en achter de brugleg voertuigen van de 20th Cnd Fd Coy
waren aangereden, en deze konden niet zo snel meer worden teruggehaald door de 23rd.
Het was een groot verlies voor de 23rd, want iedere man was nu nodig, hierdoor werd de werkdruk voor
de andere mannen, die al hoog was, extra groot. Lt.Kennedy was verantwoordelijk voor het plaatsen van
de voertuigen die gelost moesten worden, zo’n 500 meter vanaf het vertrekpunt aan de rivier.
De los plaats (de appelboomgaard)
(Uitleg van Mario van Gerwen)
(Detail van de foto genomen op 6 september 1944
door het RAF No.541 Squadron)
Om in een appelboomgaard te komen waar de voertuigen in zouden worden gezet, moest een bruggeslagen
worden over een kleine sloot. De plek om de boten te lanceren, bestonden uit twee baaien gevormd door
drie stroom brekers van basalt die zo’n dertig meter de rivier instaken. De smalste baai was 20 meter
breed, en hiervandaan zouden de stormboten vertrekken. Daarnaast, oostwaarts, lag een 60 meter brede
baai, deze zou worden gebruikt voor de op en neer operaties van de boten. Een groot probleem was in het
losdeel van de baai, deze was spekglad. De oever hier lag onder 45 graden, en liep in hoogte van ruim zes
meter tot drie meter, waarbij in het laagste deel de oever ook minder steil was, 15 tot 20 graden. Maar
de Canadezen waren nu zo’n eind gekomen, dat deze obstakel gewoon genomen moest worden,… die mannen aan
de overkant die moesten daar weg!
De plek waar de of 23rd Fd Coy vanuit
opereerde
(foto genomen op 6 september 1944 door het RAF No.541
Squadron)
Operation ‘Berlin’ begon om 21.30 uur toen de 23rd Fd Coy de eerste stormboot uitzette (de 20th
Fd Coy begon twee uur later). Maar de eerste boot bleek vol gaten aan de onderzijde, vanwege het
slepen over de met stenen bezaaide grond. De eerste lancering werd dus uitgesteld, tot 21.45 uur,
toen de eerste boot echt aan de tocht begon. Deze boot stond onder commando van Lt. J.R. Martin,
die een groepje van drie man leidde,… nadat de boot was afgestoken, werd er niet meer daarna van
vernomen. Ooggetuigen zouden gezien hebben dat de boot door een mortier werd getroffen, en daarop
zonk, met het verlies van alle vier man aan boord.
Lance Corporal McLachlan was de commandant van de derde boot, en deze maakte de eerste succesvolle
overtocht, door de eerste groep para’s uit Oosterbeek terug te brengen. McLachlan maakte 15
overtochten voor hij werd afgelost door een verse ploeg. Hij voer niet alleen, om 22.35 uur voer
ook de stormboot onder commando van Corporal Smith. De oversteek was was prima, en de eerste para’s
kropen aan boord, maar toen een mortier naast de boot uiteenspatte dook een ieder weg om te schuilen.
De boot liep vol water, en de mannen gingen overboord. Cpl. Smith en vier anderen wisten aan de wal
te komen, maar anderen aan boord kwamen om het leven. Iedere 20 minuten werd een boot in het water
gezet, en rond 03.30 uur waren alle boten in het water gezet. Maar één voor één vielen de boten uit
vanwege gaten in de romp veroorzaakt door Duits vuur of de rotsige bodem van de rivier. Geen enkele
boot zou trouwens verder zinken, maar ze moesten opgegeven worden op een gegeven moment als men de
veilige oever had bereikt.
De operatie plaats van de 23rd Fd Coy
met op de achtergrond de kerk van Oosterbeek
Nog net zichtbaar, aan de rechterzijde, de zomerdijk
met de duiker waarin de Company Eerstehulppost was gevestigd
Links is het huis te zien van Kate ter Horst (de beroemde
heldin van Oosterbeek)
Met het naderen van daglicht, werden de condities er niet beter op, vanwege dat de Duitsers de boten
beter konden zien. Tegen het einde van de nacht was de situatie hectisch te noemen. Om 04.00 uur voeren
nog slechts twee boten op en neer, en werd besloten te stoppen. De laatste boot werd bestuurd door Lt.
Kennedy, en hij had ook de grootste lading aan boord, 36 man! Er is berekend dat er ongeveer 150
oversteken werden gemaakt, waarbij gemiddeld 16 passagiers werden overgezet (het minste aantal was
6 man) in boten die normaal 18 soldaten vervoerden . Het is tot op de dag onduidelijk hoeveel
para’s uit Oosterbeek werden geëvacueerd, maar de aantallen liggen tussen de 2400 en 2500 man.
Onder de mannen die de 23rd Fd Coy uit Oosterbeek weghaalden, was ook Major-General R. E. Urquhart,
de G.O.C. 1st Airborne Division.
Slechts enkele verdedigers van Oosterbeek werden meer westwaarts opgehaald door de 20th Fd Coy
met hun Britse aanvalsboten. Ze waren twee uur later begonnen, maar stopten ook al om 03.30 uur.
Slechts 46 man van de Dorsets ontsnapten, waarbij er één sectie was die een ‘eigen’ aanvalsboot gebruikten,
die ze aan de noordzijde hadden gevonden. Er werd nog getracht vier boten van de 20th Fd Coy over te brengen
naar de 23rd, maar nadat een boot door Duits mortiervuur werd getroffen werden een twee een niet meer
werkende motor had, werd deze poging gestaakt.
Uw ‘verslaggever’, Pieter Jutte bij het
monument voor de Engineers
(Deze staat nabij de lanceerplaats van de 23rd Field Company)
De Regimental Aid Post (Eerstehulppost van het regiment) behandelde veel gewonden op draagbaren,
zo’n 70 man, zodra deze aan land kwamen. Een honderd man welke lopende gewonden waren kregen ook hulp
in de RAP. Hiernaast waren de meeste mannen allemaal doorweekt van het water van de Nederrijn, of
de regen die met bakken die nacht was gevallen. Ze kregen droge kleren, maar er was niet voldoende
voorhanden. Er werden burgerkledingstukken uitgereikt, waaronder jurken die door hun eigenares werden
aangereikt. Sommige mannen kwamen geheel naakt de donkere natte dijk opgelopen, maar de vrouwen blikten
nog bloosden, deze helden moesten verzorgd worden. En zo kon het gebeuren dat er opeens een soldaat
in een felle bloemetjesjurk zich afmeldde.
... Dankbaarheid ...
Maar de reddingsactie tijdens Operation 'Berlin' was niet zonder gevolgen gebleven voor de
Canadese 23rd. De volgende groep mannen lieten het leven tijdens deze nacht (SapperMcKee overleed
later aan zijn verwondingen die hij gedurende de nacht had opgelopen):
Lieut. J.R. Martin
L/Cpl M.D. Ryan
Spr D.L.G. Hope
Spr R.G. Magnusson (werd eerst vermist, maar later gevonden op een Duitse begraafplaats)
Spr L.J. Roherty
Spr N.A. Thompson
De volgende mannen raakten die nacht gewond:
Spr D.E. Barnes: gewond
Spr D.E. Francis: gewond
Spr D.J. McCready: gewond
Spr R.T. McKee: gewond (overleed later aan zijn verwondingen)
Spr J.P. LeToqueux: gewond
Overlevende na de redding veilig in Nijmegen;
van L naar R.: Sgt. Mike Lewis, Sqn.Ldr. Howard Coxon, Major Roy Oliver, Stanley Maxted en Flt.Lt.
Bill Williams
Stanley Maxted, een Canadese oorlogscorrespondent welke was toegevoegd bij de 1st Airborne Division
die hun inspanningen zou vastleggen, was één van de geëvacueerde mannen, en zijn getuigenis kan gehoord
worden aan het einde van de film
'Theirs is the Glory' .
Origineel was het voor het eerst uitgezonden op de BBC, kort na de evacuatie.
Stanley Maxted: 'At the river we lie motionless - some for hours - until the time comes to
scramble over
the dykes and onto the banks while the 2nd Army guns thundered their anger on enemy positions.
We drag ourselves into a boat. Just now I heard a voice that was sheer music, saying, 'You better
step lively boys. It ain't healthy around here.' It was a Canadian voice and these are Canadian
Engineers who are manning the assault craft, who hauled them over land under enemy fire through a
narrow German flanked corridor, over fields and dykes, to come and get us out of hell across this
swift flowing river.'
Vertaling: Stanley Maxted: ‘bij de rivier lagen we geruisloos te wachten – sommigen uren – tot de
tijd aanbrak om over de dijken te klauteren en naar de oever, terwijl de kanonnen van de 2nd Army hun
woedde donderde op de vijandelijke posities. We hezen onszelf in een boot. Opeens hoorde ik een stem die
al muziek in mijn oren klonk, welke zei, ‘Bij de les blijven, jongens, het is hier verre van gezond.’Het
was een Canadese stem en deze Canadese Engineers (genie) welke de aanvalsboten (stormboten) bemanden, die
ze over land hadden gesleept onder vijandelijk vuur door een zeer smalle corridor, die geflankeerd werd door
Duitsers, over velden en dijken, om ons eruit te halen, over een snelstromende rivier.’
Ook deze kerels hebben het er levend van af gebracht,...
Op 26 september, ontvingen de mannen van de 23rd Field Company, R.C.E. het volgende bericht van de Chief
Engineer of 30th Corps. Er stond het volgende: 'On the departure of 1st Canadian Army Troops Engineers
from 30th Corps, I should like to thank you and them for their excellent and very courageous work with Storm
Boats in the evacuation from Arnhem. The work they did was carried out under very difficult and dangerous
conditions of enemy fire and weather, but was exceedingly efficiently done, and was instrumental in the safe
return of a very large proportion of Airborne troops'.
Vertaling; ‘Bij het vertrek van de 1st Canadian Army Troops Engineers van 30th Corps, wil ik graag mijn
dank aan U overbrengen en aan hen voor hun fantastische en moedige werk met stormboten tijdens de evacuatie
van Arnhem. Het werk dat zij verrichtten werd gedaan onder zeer lastige omstandigheden en gevaarlijke condities
door vijandelijk vuur en weer, maar was efficiënt gedaan, en was daardoor succesvol in het veilig terug brengen
van een zeer groot deel van de luchtlanding troepen.’
De bovenmenselijke uitvoering door de Engineers gedurende nacht, was lange tijd door de meesten niet echt
erkend. De mannen die gered werden door hen, hadden andere zaken aan hun hoofd dan de grimmige gezichten van
de Canadese genie te aanschouwen in die natte donkere nacht. Maar de geëvacueerden waren meer dan dankbaar,
maar het was slechts een voetnoot in het grote geheel, en de redding was snel vergeten.
Misschien dat de film ’A Bridge Too Far’ de eerste erkenning bracht. Op 25 september 1989 kreeg de
redding over de rivier eindelijk de erkenning die het verdiende in de vorm van een monument op het kruispunt
van de winterdijk, waar eens de appelboomgaard lag. Nabij de plek waar de 23rd Field Company, Royal Canadian
Engineers hun boten voor het eerst te water lieten.
Operation 'Pegasus I'
Na de succesvolle actie, in de nacht van 25 op 26 september 1944, om een deel van de 1st Airborne
Division uit Oosterbeek terug te halen over de Nederrijn, bleven nog zo’n 500 para’s achter aan de
noordzijde van de rivier. Veel van deze mannen hielden zich schuil en/of werden opgevangen door het
lokale verzet. De ondergedoken mannen hoopten erop dat het Britse 2nd Army spoedig de Rijn over zou
steken zodat ze zich weer konden aansluiten. Maar in oktober werd al duidelijk, dat er geen plannen
waren om de rivier over te steken. Het verzet hield de mannen niet alleen verborgen, maar moest hen
ook kleden en voeden, en dat werd allemaal krap. Lt Colonel David Dobie, (commandant van 1st Battalion),
zwom op 16 oktober de Rijn over en maakte contact met de Geallieerden. Met het XXX Corps maakt
Dobie afspraken om de druk op het verzet te verlichten, en meer mannen te evacueren.
Paratroepers van Easy Company, 506th PIR wachten
tot ze aan boord kunnen
Het XXX Corps geeft wederom de opdracht aan de 23rd Canadian Field Company Royal Engineers
(‘The Storm Boat Kings’) om de manschappen en boten te leveren, net als tijdens Operation
‘Berlin’. Als ondersteuning tijdens de nachtelijke operatie, zou Easy Company, 506th PIR,
101st Airborne Division voor de beveiliging zorgen. Doby stelde voor een oversteek ter hoogte
van Renkum te gebruiken, en deze de codenaam ‘Digby’ te geven (naar Major Digby Tatham-Warter,
een uit het ziekenhuis ontsnapte para, die een belangrijke positie had gekregen als tussenpersoon
tussen het verzet, de Geallieerden en de ondergedoken manschappen). Voordat de eigenlijke evacuatie
begon, maakten de Amerikanen op de noordelijke oever patrouilles. Om het gebied af te bakenen en de
patrouilles te maskeren, schoten bofors kanonnen lichtspoor over de rivier. Als datum voor de evacuatie,
die nu de codenaam Operation ‘Pegasus’ had gekregen, werd de nacht van 22 op 23 oktober gepland. Deze
datum werd mede ingegeven doordat de Duitsers de burgers in de omliggende dorpen de opdracht gaven
hun huizen te verlaten voor 22 oktober.
Storm boten, met para's van de 101st Airborne Division,
steken van wal
In het donker verzamelden zich 139 evacués in de bossen, slechts 500 meter vanaf een Duits
machinegeweer nest. Merendeel waren mannen van de Britse 1st Airborne Division, maar ook een para van de
82nd Airborne Division, enkele vliegeniers, een paar Nederlandse burgers, en een paar Russen, die
naar de Brits/Amerikaanse kant wilden. Er was een constante dreiging van een Duits contact, maar
er was slechts eenmaal een korte vuurwisseling, waar niemand bij gewond raakte. Om middernacht
flitste een lamp de code ‘V’ van ‘Victory’. Direct werden de boten gelanceerd, en brachten Easy
Company van de 506th PIR naar de noordzijde, die een beveiliging legde in een kleine perimeter.
In 90 minuten werden alle mannen overgebracht naar de zuidzijde van de rivier, behalve een Rus,
die door de Duitsers werd gepakt. Onderwijl waren er in de buurt enkele mortieren gevallen en
vlogen er wat kogels rond, maar niks accuraat.
Operation 'Pegasus II'
Op 18 november werd, na het succes van de eerste Pegasus, een tweede operatie gepland, ’Pegasus II’.
Er waren tussen de 130 en 160 man gepland om over te steken. Maar de oversteekplek lag vier
kilometer meer oostwaarts dan de eerste plaats. De grootste groep moest uit Ede komen, en 23
kilometer overbruggen, waarover ze twee dagen deden. Maar het ging geheel fout, mede doordat
de Duitsers de beveiliging aan de oevers had opgevoerd. Veel evacués raakten verspreid, onder
hen veel burgers en meer vliegeniers. Tijdens een vuurgevecht tussen de Duitsers en
een groep soldaten onder commando van Major John Coke van de King's Own Scottish Borderers,
kwamen zeker twintig man om het leven, en ook deze groep raakte verspreid. Geen enkele vluchteling
stak die nacht over (al staken de volgende twee nachten zeven man succesvol over). In de dagen
erna werden veel loslopende vluchtelingen en verzetsstrijders opgepakt of gedood door de Duitsers.
Verschillende hoger officieren waren achtergebleven tijdens de evacuatie vanuit Oosterbeek in
September 1944. Maar tijdens ‘Pegasus’ (I) en later via het verzet en andere routes, wisten toch
enkele van deze hogere officieren aan de Duitsers te ontsnappen, waaronder:
Lieutenant Colonel David Dobie, CO 1 Battalion, Parachute Regiment (16 oktober, ter voorbereiding
van Operation ‘Pegasus’).
Lieutenant Colonel Martin Herford, 163 RAMC (oktober 1944).
Brigadier Gerald Lathbury, CO 1st Parachute Brigade (Operation ‘Pegasus’).
Major Allison Digby Tatham-Warter, OC A Company, 2 Battalion, Parachute Regiment (Operation ‘Pegasus’).
Major Anthony Deane-Drummond, 2IC Divisional Signals (Operation ‘Pegasus’).
Major Tony Hibbert, Brigade Major 1st Parachute Brigade (Operation ‘Pegasus’).
Brigadier John Hackett, CO 4th Parachute Brigade (februari 1945).
Colonel Graeme Warrack, Senior medical officer, 1st Airborne Division (februari 1945).
Captain Alexander Lipmann Kessel, 16th (Parachute) Field Ambulance (februari 1945).
Klik hieronder om terug te keren naar
Market-Garden en 'A Bridge Too
Far'
GA TERUG
|