Voor de piloot zaten de motoren in de weg als deze naar de zijkant en naar
onderen wilde kijken, het waren grote dode hoeken. Maar het zicht naar voren was uitmuntend. Het
voetenstuur lag dicht tegen de korte neus, en op één of andere manier voelde je gewoon dat
dit vliegtuig lekker in de hand lag, het hing mooi in de lucht. Toch was het toestel min of meer
uit nood geboren.
Een Beaufort als basis voor de Beaufighter
Tegen het einde van de jaren dertig van de vorige eeuw, bleek de RAF niet te beschikken over
een meermotorig jachtvliegtuig dat over langere afstanden kon opereren. De Duitsers waren veel
verder met hun strategische aanvalsjager, de Bf 110. Dankzij de inventiviteit van de Bristol
Aeroplane Company, onder leiding van Leslie George ('LG') Frise, werd een snelle oplossing gevonden. In 1938 werd
een jachtvariant van de Beaufort verkenner/torpedo-bommenwerper ingepast in de specificatie F.11/37.
Dankzij het gebruik van de vleugels, staartsectie en landinggestel van de Beaufort werd een ontwerp
ingediend waarin onder de romp vier 20mm Hispano kanonnen waren ingebouwd. Het Air Ministry zag het
economische voordeel uit dit voorstel, en orderde vier prototypen van Type 156.
Prototype 156, R2052
De eerste, nu als Beaufighter te boek staande tweemotorige jager, koos op 17 juli, 1939 voor
het eerst het luchtruim. Twee weken daarvoor was een contract voor 300 toestellen getekend onder
specificatie F.17/39. Het prototype, R2052, was uitgerust met twee Bristol Hercules radiaal motoren
die ver aan de vleugelvoorrand uitstaken om trillingen tegen te gaan. Om gewicht te besparen was de
neus zover mogelijk ingekort.
Een Beaufighter onder constructie
Eigenlijk zou de Beaufighter uitgerust worden met de Rolls-Royce Merlin motor, maar de vraag naar
deze motoren was zo groot dat de Hercules in de uiteindelijke eerste productiemachines bleef. Al
deze ontwikkelingen vertraagden de productie, zodat pas in de zomer van 1940 de eerste RAF proefvluchten
gedaan werden op Boscombe Down. De prestatie vielen behoorlijk tegen. De verwachting was dat de Beaufighter
539 km/u zou halen, maar ze haalde krap 497 km/u. Enkele Beaufighter I’s werden tijdens de Slag om Engeland
ingezet bij de Fighter Interceptor Unit (FIU) als nachtjager bij het 25- en 29 Squadron op 2 september 1940.
Buiten de vier 20mm kanonnen waren er twee 0.303 inch machinegeweren in de bakboordvleugel en vier stuks in
de stuurboordvleugel aangebracht (de eerste paar geleverde machines ontbeerden deze extra bewapening nog).
Om te opereren bij nacht, was de Beaufighter uitgerust met 1.5 meter A.I.Mk IV radar. Buiten de piloot, zat
halverwege de romp, de navigator/waarnemer onder een glazen koepel. Het eerste Duitse slachtoffer, een Junker
Ju 88A, werd vernietigd op 11 november, 1940.
Beaufighter Mk IC, R2153, van het 252 Squadron
Tegen het einde van mei 1941 waren er 206 Beaufighters aan de RAF geleverd (Mk I en II’s).
Ook aan Coastal Command was de eerste Beaufighter geleverd, de Mk IC, die vanaf april bij het No.
272 Squadron op Malta gestationeerd was.
Beaufighter IF, T4638, van het 604 Squadron
De Beaufighter II was uitgerust met de 1280 pk sterke Merlin XX motor. Het bleek dat de Merlin wel iets betere prestaties had,
maar ook meer trillingen veroorzaakte. Om dit te ondervangen werd het kielvlak aangepast en een rugvin
aangebracht. Maar het meest opvallende waren de horizontale stabilisatoren op het kielvlak, deze waren in een lichte 12° 'V' setting aangebracht. Omdat dit goede resulaten opleverde ten aanzien van de stabiliteit, werden vanaf de versie Mk VI deze 'V' setting standaard op de Beaufighter. Vanaf 22 maart 1941 werd de eerste van 450 productiemachines van de Mk II afgeleverd. De Mk II bleek een goede nachtjager en werd als eerste geleverd aan No. 600 Squadron op de basis Colerne,
in Wiltshire.
Beaufighter T3032, prototype Mk II met de rugvin overlopende in het kielvlak (maar nog zonder de 'V' setting van de horizontale stabilisatoren)
Om de terugslag op te vangen van de kanonnen (waardoor na een enkel schot vaak het vijandelijke
toestel al niet meer in de
lijn van het vuur lag), werd onderzocht of wellicht twee kanonnen voldoende waren met als extra
een Boulton Paul BPA.I geschutskoepel met vier 0.303 machinegeweren direct achter de piloot geplaatst. Twee
prototypen Beaufighter V’s (R2274 en R2306), omgebouwde Merlin motor machines, werden getest door 29 Squadron.
Maar de koepels verslechterden de prestaties enorm, en de Mk V werd nooit verder ontwikkeld.
Een Beaufighter prototype Mk V
met Boulton Paul geschutskoepel
Maar de Bristol Hercules motoren productie was ook goed op gang gekomen, en de Hercules VI, met een vermogen
van 1615 pk was beschikbaar voor de Beaufighter Mk VI. De Mk VI’s werden geleverd in de F- en de C-variant.
De ‘F’ kwam bij 16 nachtjagersquadrons terecht, en de ‘C’ ging naar 10 Coastal Command squadrons.
Een afgeleefde Beaufighter Mk VIC
Een opvallende actie met Beaufighter Mk IC, T4800 (ND-C) van 236 Squadron, die gevlogen werd door Fl.Lt.
Ken Gatward met 'uitkijk' Sgt. G. Fern aan boord, mag niet onvermeld blijven. Op 12 juni 1942 vlogen ze laag
over Normandië en op Parijs aan. Over de hoofdstad denderden ze laag over de Champs Elysées,
en wierpen nabij de Arc de Triomphe een Franse tricolore uit! Toen de Beaufighter Place de la Concorde naderde,
vulde langzaam aan het hoofdkwartier van de Gestapo, gevestigd in het Kriegsmarine gebouw, het vizier van Gatward.
De vier kanonnen ratelden en sloegen in het gebouw. Even later werd een tweede Franse vlag uitgeworpen.
Gatward ontving het DFC en Fern de DFM voor hun onverschrokken actie.
Beaufighter Mk IC, T4800 (ND-C) van 236 Squadron
Vanaf januari 1943 kwamen de eerste Beaufighters (Mk IF en Mk VIF’s) aan in het Verre Oosten.
Bij het 176 Squadron voerde het operaties uit vanuit Calcutta tegen Japanners. De eerste nacht van
stationering schoot Flt. Sgt Pring gelijk drie bommenwerpers uit de donkere hemel. Er zouden daarna
nog zeven squadrons in het Verre Oosten met Beaufighters gestationeerd worden.
De Beaufighter dwong respect af onder de Japanse bezetter, die het toestel de bijnaam Whispering Death
(Fluisterende Dood) bezorgde.
De cockpit van een Beaufighter
Ondanks dat de Mosquito de gedoodverfde opvolger zou worden van de Beaufighter bleek de laatste
beter geschikt in de tropen dan de Mosquito die erg te lijden had met haar houten constructie in de vochtige warmte.
Het succes van de Beaufighter kreeg in Australië een vervolg toen deze het toestel ook ging produceren
bij Fishersman Bend, Victoria. Eerst zou de Mk VII gekozen worden als te bouwen Australische Beaufighter,
maar de verbeteringen aan de TF X bleken het toestel zoveel meerwaarde te geven, dat gekozen werd voor deze variant.
Een Australische Beaufighter Mk XXI (Mk 21)
(let op de 12° 'V' setting van de horizontale stabilisatoren)
De eerste Australische TF X van de lijn , als Mk XXI aangemerkt (of Department of Aircraft Production (DAP)
Beaufighter Mk 21) koos op 26 mei 1944 het luchtruim en werd diezelfde maand aan de RAAF overgedragen. De
in Australië gebouwde toestellen kregen het A8- serienummer (de aan Australië geleverde vanuit het Verenigde Koningrijk
hadden de A19- serienummer aanduiding).
Het vliegveld Ta' Qali nabij Mdina, op Malta
In Europa werd de Beaufighter geleidelijk vervangen door de Mosquito. Maar dat wilde niet zeggen
dat de Beaufighter uitgerangeerd was. Als nachtjager maakte ze opvallende slachtoffers, zoals een
toestel van 600 Squadron gestationeerd in Noord Afrika. Met Flt. Sgt Downing aan het roer, wist
die op 30 april 1943 vijf Junkers Ju 52/3m’s neer te schieten binnen 10 minuten. De 1st Tactical
Air Command van de USAAF in Europa, die zaten te wachten op de Northrop P-61 Black Widow, kregen
ook tot die tijd, 1944, de beschikking over enkele Beaufighter Mk VIF’s.
USAAF Beaufighter Mk.VIF, KV912 van het 416th Night Fighter Squadron
bij Grottaglie, Italië
In april 1942 werd door de Bristol Aeroplane Company toestemming verkregen om een Mk VIC te
ontwikkelen om een torpedo te dragen. De oude Beaufort moest vervangen worden als torpedo vervoerder. Er was even sprake
dat om een romp van een Beaufort tussen de vleugels en kielvlak te plaatsen, maar al snel
werd besloten om een torpedo aan de onderzijde van een Beaufighter te hangen.
Er werd een testversie (de Mk VI, X8065) ontwikkeld om een
Amerikaanse torpedo 53,3 cm, of de Britse torpedo van 45,7 cm te vervoeren. De testen vonden plaats bij
de Torpedo Development Unit op Cosport, Hampshire. Tijdens één van deze testen, op 16 juni 1942,
kwam de commandant van TDU, Wg Cdr. Shaw, om het leven toen een motor uit viel en de Beaufighter crashte. Maar
de testresulaten waren toen al zo bemoedigend dat er een toekomst voor deze variant gewaarborgd was.
De zo ontstane
versie werd ook wel de Torbeau genoemd. Met verbeterde motoren die 1735 pk produceerden,
de Hercules XVII’s, kwam het in dienst van Coastal Command.
Een Beaufighter Mk VIC met een torpedo onder de romp
Het laatste model was de Mk TF X. Latere modellen van de TF X
vielen op door de verlengde radar neus (thimble; 'vingerhoed'), waarin een A.I.Mk VIII was ondergebracht,
en een grote rugvin. De TF X variant zonder torpedo stond bekend als de Mk XIC.
Een Beaufighter Mk TF X
(bewapend met raketten onder de vleugels)
Er waren verschillende voorstellen die nooit in productie kwamen, zoals de Beaufighter Mk III. Dit
Type 158, de Sport Model was een afgeslankt model voorzien van Rolls-Royce Griffon motoren, maar werd
nooit gebouwd. Ook de Beaufighter VII, die vierbladige propellers zou krijgen op turbo aangejaagde
Hercules VIII motoren kwam niet verder dan de tekentafel.
Een 455 Squadron Beaufighter schiet haar raketten af
Overal waar gevochten werd leek de Beaufighter op te duiken; eerst tijdens de Slag om Engeland,
raket aanvallen in het Middelandse Zeegebied (Beaufighters brachten het lijnschip Rex tot zinken
met 55 raketten onder de waterlijn), beschietingen Duitse hoofdkwartieren, hulp aan partizanen van Tito
in de Balkan, escorte missies voor bommenwerpers in het Verre Oosten, ondersteuning van de landingen op
Tarakan (waarbij 700 kleine vaartuigen tot zinken werden gebracht) en ‘Rover’ patrouilles tegen Duitse schepen
vanuit Schotland.
Een Beaufighter Mk VIC draait in voor de 'kill'
Na de oorlog bleef de Mk X nog in gebruik bij het 84 Squadron (tot 1949) en bij het 45 Squadron (tot 1950).
Beide squadrons werden nog ingezet om raket aanvallen uit te voeren tegen Maleise rebellen. Verder werden er
35 Mk X’s omgebouwd tot TT Mk X’s doelsleper die hun weg vonden naar Ceylon, Cyprus, Gibraltar, Malakka en
Malta. De laatste TT Mk X werd pas in 1960 afgeschreven in Singapore. Buitenlandse klanten na de oorlog waren
Turkije (20), Portugal (2), Dominicaanse Republiek (10) en Israel (4).
Een Beaufighter Mk X met het verlengde kielvlak
(export-versie voor de Dominicaanse Republiek)
Tegenwoordig zijn er slechts zeven complete of bijna complete toestellen van de 5928 gebouwde Beaufighters bewaard gebleven. In het
RAF Museum in Hendon staat de Bristol Beaufighter TF Mk.X, RD253, torpedo jager welke gebouwd was in oktober 1944 en naar de Portugese marine zou gaan. In 1965 keerde de Beaufighter terug om na restauratie in de tentoonstelling van het RAF museum in Hendon opgenomen te worden.
Een andere, ex-Portugese Bristol Beaufighter TF.X, RD220 wordt gerestaureerd in het National Museum of Flight, East Fortune Airfield, Schotland.
Op Duxford, in Engeland is The Fighter Collection al jaren bezig een exemplaar weer vliegwaardig te krijgen. Dit type, een RAAF Bristol Beaufighter Mk.Ic moet uiteindelijk opgenomen worden in het Imperial War Museum Duxford.
De Mk.21, A8-328 van het Australian National Aviation Museum
In Australië zijn twee complete Mk.21 bewaard gebleven, de A8-186 van Camden Museum of Aviation in New South Wales (gesloten voor het publiek) en de A8-328 van het Australian National Aviation Museum (Moorabbin Air Museum) in Victoria. Een derde Mk.21 is een restauratie project en is een samenstelling van verschillende onderdelen.
In de Verenigde Staten is de RAAF Bristol Beaufighter Mk.Ic, A19-43 te vinden in het National Museum of the US Air Force in Dayton, Ohio. Het werd in 1988 verworven en gerestaureerd tussen 2000 en 2006. Het heeft nu de 'kleuren' van de USAAF Beaufighter 'T5049', 'Night Mare' van het 415th Night Fighter Squadron zoals gevlogen door Commanding Officer Captain Harold Augspurger, die in september 1944 een Heinkel He 111 transport vliegtuig met Duitse staf officieren boven Frankrijk neerschoot.
In Canada, in het Canada Air and Space Museum in Ottawa, Ontario, is de in 1945 gebouwde ex-RAF Beaufighter TF Mk.X, RD867, te vinden. Deze torpedo jager is onder restauratie en ontbeert de Hercules motoren en andere onderdelen.
Een Beaufighter is bewaard gebleven in Hendon, Engeland
Onderstaande gegevens hebben betrekking op de Beaufighter TF Mk X.
Fabrikant |
Bristol |
Ontwerper |
Leslie George Frise (vliegtuig) & Roy Fedden (motoren) |
Gebruik |
(nacht)jager/anti-schepen-rol/lange-afstand escorte jager |
Motoren |
2 x Bristol Hercules XVII |
Vermogen |
1735 pk |
Spanwijdte |
17,64 m |
Lengte |
12,71 m |
Hoogte |
4,83 m |
Vleugeloppervlakte |
47,13 m² |
Klimvermogen |
1525 in 3 min. 30 sec. |
Gewicht |
leeg |
7082 kg |
Geladen |
11.441 kg |
Snelheid
max. |
488 km/u |
Plafond |
4575 m |
Bereik |
2367 km |
Bewapening |
4 x 20mm, 7,7mm machinegeweer in rugkoepel,
6 x 7,7mm in de vleugels, torpedo &80 kg of 966 kg), of 8 raketten (27 kg), 2 x bommen (113 kg) |
Bemanning |
2 |
Eerste
vlucht |
17 juli 1939 |
Aantal
gebouwd |
5928; (5564 in Engeland, 364 in Australië) |
BRONNEN
Klik op 'Top 50' voor mijn
persoonlijke 'best of' militaire vliegtuigen lijst.
GA TERUG
|