De B-24 en de
eerste missie over Europa
De eerste van een aantal lange-afstand bommenwerper missies
op de olieraffinaderij bij Ploestie, Roemenië werd op 12 juni
1942 uitgevoerd door twaalf B-24D’s, van de 9th Air Force,
onder leiding van kolonel H.A. Halverson. De bommenwerpers
waren op een geheime missie vanuit Florida, Amerika onderweg
naar China om van daaruit Tokyo te bombarderen. In Egypte
aangekomen werd de bemanning een nieuwe order gegeven om de
eerste Amerikaanse bombardementsmissie uit te voeren over
Europa, en dat was de olieraffinaderij te Ploesti Roemenië.
B-24D's over
Ploesti
Om 22.30 uur, op 11 juni 1942 steeg de eerste B-24 op, de
laatste om 23.00 uur. De volgende morgen, tijdens het
ochtendgloren werd Ploesti bereikt. Tien bommenwerpers wisten
de Astra 380raffinaderij te treffen, twee anderen
bombardeerden onbekende doelen. De schade was minimaal, maar
alle bommenwerpers wisten te ontkomen, drie werden
geïnterneerd in Turkijë, de anderen wisten Irak te bereiken om
de strijd later voort te zetten.
Operation
Tidal Wave in volle gang op 1 augustus,
1943
Op 1 augustus 1943 werd Operation Tidal Wave op
Ploesti uitgevoerd. Tijdens deze missie was wel de 8th Air
Force betrokken, met 4 Bomber Groups (samen met de 9th AF, met
twee Bomber Groups). Er stegen 179 B-24 bommenwerpers op,
waarbij één tijdens de start verongelukte. Bij Corfoe stortte
de leidende B-24D door onbekende oorzaak in zee. In totaal
moesten veertien de aanval afbreken, voor 165
Liberators de aanval konden inzetten. Vierenvijftig
bommenwerpers werden neergehaald, en zesenvijftig werden
beschadigd, waarbij 532 vliegers het leven lieten.
B-24D,
41-24226 ‘Joisey Bounce’, 330th Bomber
Squadron, 93th Bomber Group, één van de Ploesti raid Liberators (de missie van
1 augustus 1943). Het ging verloren op 13 november 1943
over Bremen, Duitsland
In oktober 2012 kreeg ik een mail van Joop Eigenraam, die
mij enkele foto’s stuurde, en onder andere het volgende
schreef: ‘Dit toestel (waarvan een foto hieronder is
afgebeeld) trof ik in het "Rahmi M. Koc" museum in Istanboel,
een museum van de industriële geschiedenis van Turkije. Het
bijschrift luidde dat dit toestel tijdens dat bombardement (op
1 augustus 1943, Operation ‘Tidal Wave’) flink was beschadigd
door afweergeschut en op weg naar bestemming Cyprus is
neergestort voor de Turkse kust bij Antalya, nadat ook de
laatste motor was stilgevallen. Eén boordschutter was reeds
overleden aan zijn verwonding en tijdens de noodlanding op zee
zijn de 2 piloten ook gesneuveld. De rest van de bemanning, 5
of 6 man, zijn gered door kustbewoners en gedurende 3 maanden
als ‘schipbreukeling’ (Turkije was neutraal) opgevangen en
verzorgd. Daarna zijn zij naar Cyprus overgebracht. Hoelang
het toestel al in dit museum stond is mij niet duidelijk
geworden maar er is wel veel werk van gemaakt. Het middenstuk
ontbreekt grotendeels. Foto's bij het toestel getuigen van
bemanningsleden die na de oorlog waren teruggekeerd naar hun
redders.’
Ploesti raid
slachtoffer in het 'Rahmi M. Koc' museum in Istanboel,
Turkije
(Met dank aan
Joop Eigenraam)
Volgens de gegevens die nu
bekend zijn, zou deze B-24, in het Rahmi M. Koc museum, de
B-24D, 41-24311, ‘Hadley’s Harem’ zijn. Het behoorde tot de US
Air Force 98th Bomber Group ‘Pyramiders’. Het doel voor
‘Hadley’s Harem’ was de Astro Romano raffinaderij, de grootste
petroleum raffinaderij van Ploesti, met de code naam "White
Four". Tijdens het aanvliegen werd het door luchtafweer
getroffen waarbij bommenrichter Storms omkwam en navigator
Tabacoff gewond raakte. Motor #2 weigerde verdere dienst. Maar
de aanval werd voortgezet, waarbij boordwerktuigkundige Page
de bommenluiken handmatig bediende zodat de bommen gedropt
konden worden. Piloot Gilbert Hadley and Co-Piloot James
Lindsey besloten vanwege de schade daarop naar Cyprus uit te
wijken. Ter hoogte van Antalya viel motor #3 uit en in het
Toros gebergte dreigde motor #1 ook uit te vallen. Er werd
besloten op zee een noodlanding uit te voeren. Nadat de
laatste twee motoren waren uitgevallen crashte het toestel in
zee. Zoals reeds door Joop Eigenraam aangegeven, kwamen de
piloten hierbij om het leven. In 1995 werd de cockpitsectie
geborgen en werd in samenwerking met één van de overlevenden,
Roy Newton een tentoonstelling ingericht.
De ontwikkeling van de B-24D ging tijdens de productie
gewoon door. Er verscheen aan de onderzijde een intrekbare
balkoepel van Briggs-Sperry die het tunnel-machinegeweer
verving. Het gewicht was daarmee gekomen op 32.296 kg, de
zwaarste geallieerde bommenwerper (na de B-29).
B-24D's onder
constructie
De B-24E (Liberator Mk IV) was voorzien van Curtiss
propellers en was verder weinig verschillend van de B-24D. De
C-109 was een B-24E die geschikt was gemaakt om als
brandstoftransport vliegtuig dienst te doen. In de romp waren
tanks ingebouwd die totaal 10.978 liter konden vervoeren. Deze
vlogen voornamelijk tussen Burma en China om de B-29’s te
voorzien van brandstof. De XF-7 was een B-24D met
verkenningscamera’s en extra brandstofcapaciteit. Hier kwamen
twee prototypen uit voort, de XB-24F en de XB-41. De
XB-24F was voorzien van een verbeterde ontijzing. Helaas werd dit nieuwe systeem nooit geaccepteerd, en moest men de traditionele ontijzing-rubberstrippen altijd minutieus blijven onderzoeken na granaatinslagen.
De enige
XB-41 'Gunship'
De XB-41 'Gunship' was een zwaar bewapende escorte ’jager’
met twee rugkoepels, een kin- en staartkoepel en dubbel
zijgeschut (totaal veertien .50 machinegeweren). Het was de
bedoeling dat dit model als escorte 'jager' mee vloog met
tijdens een bombardementsmissie. Er werd slechts één prototype
'Gunship' van de Liberator gebouwd, de 41-11822. Testen wezen
uit met een soortgelijk type van de B-17 dat de 'Gunship' na
het bombardement door zijn zware gewicht, de andere
bommenwerpers niet kon bijhouden.
Oefening voor
de Martin rugkoepel (het lijkt een geposeerde foto, ze hebben geen oordoppen in,...)
Vanaf het begin was het duidelijk dat de B-24 geen soepel te vliegen toestel was. Het vliegen op grote hoogte
in formatie was zeer zwaar en de B-24 bleek ook beslist niet geschikt voor aerobatics om aanvallende vijandelijke
jagers te ontwijken. Ondanks de bescherming van vele machinegeweren, bleef de aanval van voren,
door vijandelijke jagers, de kwetsbare plek van de bommenwerper.
Een B-24 met ronde Emerson neuskoepel
Er werd een B-24E, de 42-7127, uitgerust met een neuskoepel en zijkoepels, die haar eerste vlucht
in deze vorm maakte op 30 juni 1943. Voordat de B-24E vloog was al beslist dat de B-24D's op de dan
lopende productielijn over zouden gaan op neuskoepels. Ook de B-24G werd vanaf het eerste begin op
de lijn van North American uitgerust met de Emerson A-15 neuskoepel. De 'G' versie, waarvan 430 werden
gebouwd, kreeg tevens een iets langere neus zodat de navigator meer ruimte kreeg. Contracten uit 1941
en 1942 werden aangeduid als B-24H's die ook de Emerson neuskoepel kregen. Deze neuskoepel, de Emerson,
was aan de voorzijde ronder dan de Consolidated koepel, die schuin liep aan de voorzijde en eigenlijk
een A-6 staartkoepel was. Deze Consolidated koepels werden aangebracht in de Willow Run fabriek (1780 stuks)
en de Tulsa fabriek (582 stuks).
B-24J, 42-109826, 'The Arsenal' met de Consolidated A-6 vlakke neuskoepel
De B-24J bommenwerpers waren aangepaste B-24G en B-24H machines. Deze waren uitgerust met de
nieuwe C-1 stuurautomaat en het M-9 bomvizier. Deze versie was over het algemeen uitgerust met de
Consolidated A-6A (of de Motor Products A-6B) neuskoepel. De geleverde B-24J's (Liberators Mk VI)
aan de Britten en het Gemenebest waren voorzien van vier verschillende leveranciers voor de koepels;
de Sperry balkoepel, de Martin rugkoepel, de Emerson neuskoepel, en de Boulton-Paul staartkoepel.
De rugkoepel van Martin
De aan Coastal Command geleverde versie was de GR Mk VI en GR Mk VII, waarbij de C Mk VII een Liberator Express
transport was, en de C Mk IX gelijk was aan de RY-3 van de US Navy met een enkel hoog kielvlak. Om al deze types
en sub-types uit één te houden was, en is geen sinecure. Zeker toen ook de US Navy de B-24J ging afnemen als de
PB4Y-1. Dit waren oorspronkelijk B-24D varianten met de A-6A neuskoepel, die daarna tijdens de hoofdproductie
de balkoepel van Erco in de neus kreeg.
De B-24J, 42-95559
(42-95559 ging op 1 januari 1945 tijdens een trainingsvlucht verloren bij Casper, Wyoming, waarbij de zes bemanningsleden omkwamen)
In 1944 verscheen de B-24L. Deze was aan de achterzijde voorzien van een Consolidated M-6A 'Angel' dubbele
machinegeweer, die manueel bediend en hydraulisch ondersteund werd en een groter schootsveld bediende. Om meer gewicht te besparen
was de Sperry balkoepel vervallen en voorzien van een enkele .50 machinegeweer. In totaal werden er 1667
gebouwd van de B-24L, waarvan sommige werden omgebouwd tot trainers voor B-29 bemanningen. Deze,
RB-24L's, waren dan ook uitgerust met de op afstand bestuurbare barbet bewapening. De naoorlogse TB-24L was
nog voorzien van extra radar.
De buikschutter van een B-24L
De laatste belangrijke variant van de B-24 was de 'M' versie. Deze was uitgerust met de lichtgewicht staartkoepel
van Motor Products. Daar in maart 1943 Consolidated gefuseerd was met Vultee, was de naam van het bedrijf ook
veranderd en heette nu Convair. De 'M' variant is herkenbaar aan het grotere raam in de neus voor de
navigator. Van de B-24M zouden 2593 gebouwd worden, waarvan heel veel splinternieuwe kisten
rechtstreeks vervolgens naar de sloop werden gestuurd toen de oorlog voorbij was.
B-24M-20-CO Liberator, 44-42151 'Bolivar Jr.'
De laatste
experimentele varianten met de oorspronkelijke dubbele kielvlakken, waren de XB-24P en XB-24Q.
Deze waren uitgerust met experimentele radargestuurde op afstandbediend
staartgeschut (welke later in de B-47 werd ondergebracht).
Een Douglas B-23 Dragon, waarvan het kielvlak
model stond voor de XB-24K
Een type dat nog niet behandelt is, is de XB-24K. Na experimenten bleek in 1942 al dat een
enkel kielvlak beter presteerde. Op 6 maart 1943 koos een omgebouwde B-24 voor het eerst het
luchtruim met het kielvlak gebasseerd op die van een Douglas B-23 Dragon. Na enkele aanpassingen werd de
gehele opbouw overgezet op de B-24D, 42-40234 en kreeg de aanduiding XB-24K. Pratt & Whitney R-1830-75 motoren van 1350 pk
stuwden het toestel sneller voort (met een dubbele stijgsnelheid!) en bleek ook stukken beter bestuurbaar.
Uitgerust met een lichtgewicht balkoepel in de staart, verbeterde beglazing voor de piloten en een verder aangepaste
enkele staart werd het toestel in productie genomen als de B-24N. Van de bestelde 5168 exemplaren waren
er nog maar zeven gerealiseerd toen op 31 mei 1945 de productie werd stilgelegd.
Een PB4Y-2 met
de opvallende blaarvormige geschutsopstelling aan de zijkant
Een ietwat vreemde eend in de B-24 bijt, is de PB4Y-2 Privateer. Deze was in eigen beheer door
de US Navy ontwikkeld als lange afstand patrouille vliegtuig. De romp was geheel opnieuw ingedeeld en er
was een zeer hoog enkel kielvlak opgekomen, welke gebasseerd was op de proefnemingen met de XB-24K. Ook door
het niet aanbrengen van de turbocompressors werden
de motorgondels niet horizontaal ovaal plat gelegd, maar recht opstaand. Opvallend waren verder de blaarvormige
geschutsopstellingen van Erco aan de zijkanten achter de vleugels. De Erco balkoepel in de
neus kwam standaard ook in de PB4Y-2.
Een PB4Y-2 met de Erco
balkoepel in de neus
Buiten het standaard bommenruim, was er onder de vleugels ruimte voor radargeleide anti-schepen ASM-N-2 Bat raketten.
Er werden 736 Privateers gebouwd tot oktober 1945, waarvan sommige werden omgebouwd tot de
PB4Y-1G voor de US Coast Guard. Deze was ontdaan van de bewapening en had meer ramen voor observatie
gekregen, alsmede extra speciale avionica.
Na inzet tijdens de oorlog in Korea werden in 1954 de laatste Privateers uitgefaseerd.
Menige Privateer vond later een weg naar de bosbrand bestrijding als 'airtanker'.
Afgeleide versies van de PB4Y-2 waren de transport toestellen C-87C (enkele later
omgebouwd tot AT-22/TB-24 trainers), RY-3 en Liberator C Mk IX.
Een bewapende C-87C met
een enkel kielvlak
Voor het vervolg van de
B-24 Liberator KLIK OP
ONDERSTAANDE B-24D En u vliegt er zo naar toe!
Terug
|