De Havilland DH98
Mosquito

Het idee voor een bommenwerper zonder de mogelijkheid zich zelf te beschermen met machinegeweren of kanonnen tegen vijandelijke jagers was een idee dat voor de Tweede Wereldoorlog ondenkbaar was. Geoffrey de Havilland dacht daar anders over, hij dacht aan een zeer snelle bommenwerper die naast de bommen, geen verdere bewapening aan boord had. De Havilland ging zelfs een stap verder, wat in de ogen van de dan geldende techniek een stap terug was, door het toestel uit hout op te bouwen. Enkele kilometers buiten Hatfield, het hoofdkwartier van De Havilland, lag Salisbury Hall. Aan het eind van 1938 trok een team van ontwerpers in dit 17de eeuwse landhuis om het bovenstaande idee tot uitvoer te brengen. Het team, onder leiding van R.E. Bishop ging aan de slag met ontwerpnummer DH98, dat onder de naam Mosquito een grote vlucht zou nemen.

Constructie van de binnenhuid van de Mosquito.

Dankzij Sir Wilfred Freeman, een lid van Air Member for Development and Production in het Air Ministry, en de enige die iets in het idee zag op dat departement, gaf men toestemming tot de bouw van 50 toestellen op 1 maart 1940. Door het toestel in hout uit te voeren had een hoop voordelen. Er was geen aluminium nodig dat voor strategisch bewezen toestellen nodig was. Verder was niet alleen de besparing in gewicht een plus, maar zeker ook dat houtbewerkers als meubelmakers zich konden inzetten voor de bouw. Hierdoor kon de technische metaalbewerkende arbeider zich geheel inzetten voor de bouw van Spitfires en Lancasters.

De twee romphelften worden voorzien van de apparatuur.

De constructie was tijdrovend omdat er veel tijd verloren ging in het laten drogen van de lijmen. De twee romphelften van triplex werden eerst voorzien van de nodige apparatuur voordat de helften aan elkaar werden gelijmd. Om gewicht te besparen werd er ook veel balsahout gebruikt. Tijdens de bouw werd de omgeving regelmatig gebombardeerd maar zonder schade aan te richten. Tien maanden en 26 dagen na het tekenen van het contract vloog op 25 november 1940 het eerste prototype, de EO234 (waarvan later de registratie veranderd werd in 'W4050').

Prototype DH98, W4050

Ondertussen had men twijfels over de 'hoge-snelheids bommenwerper' en dacht men dat er meer behoefte bestond aan een zwaar bewapende lange afstand jager. Het contract werd aangepast voor 30 jagers en 20 bommenwerpers. Terwijl de laatste hand werd gelegd aan het eerste prototype van de jager versie, de W4052, in Salibury Hall landde er een Duits geheim agent in de omgeving aan een parachute op 13 mei 1941. Deze werd de volgende dag opgepakt in zijn burgerpak en met een radio. De dag daarop, 15 mei, maakte Geoffrey de Havilland Jr. met de Mosquito jager prototype een geslaagde testvlucht.

De eerste Mosquito jager, het prototype W4052

Ondertussen was het bommenwerper prototype, de W4050, uitvoerig getest nadat het op 19 februari 1941 was overgedragen. Er werd maar één grote aanpassing gedaan tussen het prototype en de productiemachines, de motorgondel werd verlengd tot achter de vleugel om een betere luchtgeleiding te verkrijgen. Op 10 juni vloog het derde prototype, W4051, een onbewapende fotoverkenner. De W4051 werd later als eerste RAF Mosquito geleverd aan de No.1 Photographic Reconnaissance Unit (PRU) waar het de registratie LY-U ontving (zie foto hieronder).

Prototype van de verkenner Mosquito, de W4051 (vloog later bij No.1 PRU, LY-U)

De Havilland had een winnaar geschapen en de bouw werd aangevangen voor de levering van 10 PR. Mk I fotoverkenners naast de 30 F. Mk III jagers. De 20 bommenwerpers werden in eerste instantie teruggebracht tot 10 B. Mk IV (een Mk III werd later als trainer versie apart gecontracteerd). De eerste serie van de B. Mk IV had nog geen extra brandstoftanks aan de vleugel die bij de tweede serie wel was aangebracht. In Canada werd de Mk IV als Mk VII gebouwd.

Mosquito B. Mk IV Series 1, W4072, vloog later bij No.105 Sqn. (GB-D)
de eerste Mosquito missie naar Duitsland op 31 mei 1942

The Wooden Wonder

De eerste Mosquito werd geleverd in juli 1941 aan de No. 1 Photographic Reconnaissance Unit op RAF Benson. Haar eerste operationele missie kwam op 19 september toen een PR. Mk I (W4055) een verkennersvlucht maakte op 7000 meter hoogte over Bordeaux, Brest en La Pallice. In mei 1942 werden de squadrons No.23 en 157 uitgerust met de F. Mk III dat op Castle Camps gestationeerd was. Om de productie op te schroeven werden verschillende fabrieken naaste die van Hatfield ingezet, zoals; Second Aircraft Group in Leavesden, een zustermaatschappij dat opgezet was voor de productie van de Wellington bommenwerper. De Wellington productie werd gestopt om de Mosquito te gaan bouwen. Hatfield en Leavesden produceerden samen tot 15 augustus 1945; 4444 Mosquito's. Ook de Standard Motor Company produceerde machines (916), Percival Aircraft (198) en Airspeed Limited (12). De productie ging na de oorlog tot 1950 door tot de teller op 7781 Mosquito's stond. Werden de meeste in Groot-Brittannië gebouwd (6535) ook Canada (1034) en Australië (212) produceerden 'The Wooden Wonder'.

Een Mosquito NF. MK II, let op de A.I. radar antennes in de neus

De basisjager die in 1942 geleverd werden waren NF. Mk II machines. Deze waren bedoelt als nachtjager voor de verdediging van het thuisland samen met de Bristol Beaufighter. De Mosquito NF. Mk II was uitgerust met vier 20mm kanonnen onder in de neus en vier .303 inch Browning machinegeweren in de neus. Om het doel te vinden was er een A.I. Mk IV of Mk V radar aangebracht. Het toestel was mat-zwart geschilderd wat de snelheid met 25 kilometer terugbracht. De bron voor de snelheid waren twee Rolls Royce Merlin 21 (of 23) motoren. In de nacht van 28 op 29 mei 1942 werd de eerste (waarschijnlijke) overwinning behaald op een Duits vliegtuig. Aan het eind van de oorlog hadden de Mosquito's ongeveer 600 vliegtuigen en ook 600 V1 vliegende bommen vernietigd over de Britse eilanden. Van de 466 geproduceerde F. Mk II jagers waren latere modellen geschikt gemaakt voor operaties overdag. Voorzien van camouflagepatroon en de radar verwijderd deden deze dienst over Malta, Italië, Sicilië en Noord Afrika.

De cockpit van een latere Mosquito B. Mk 35, in de basis onveranderd

In begin 1943 kwam de FB. Mk VI in dienst. Deze jager-bommenwerper was een echte multi-roll Mosquito. Met een verstevigde vleugel om twee 250 kilo bommen te dragen en twee 250 kilo bommen in de romp, behield ze evenzogoed haar kanonnen en machinegeweren in de neus. Al moet gezegd, de complete 1000 kilo aan bommen werd alleen gedragen in de FB. MK VI serie 2 in samenhang met de krachtiger Merlin 25 die 1620 pk bij de start produceerde. De series 1 droeg alleen in de romp twee 250 kilo bommen. Het eerste squadron uitgerust met de FB. MK VI was No. 418 in mei 1943.

Een FB. Mk VI van Coastal Command krijgt raketten onder de vleugel

Coastal Command ontving ook de Mosquito VI in de anti-schepen rol. Deze Mosquito's waren meestal uitgerust met acht raketten die onder de vleugels waren aangebracht. Van de FB. Mk VI series 2 werden meer dan 1000 exemplaren gebouwd. Een variant op de FB. Mk VI was de Mosquito FB. Mk XVIII die voorzien was van een 57mm Molins kanon (zes-ponder) in plaats van de vier 20mm kanonnen. Ook werden naast het kanon twee 250 kilo bommen of acht raketten gevoerd. Er werden maar 27 van gebouwd, maar de XVIII bleek zeer effectief tegen schepen, duikboten en haveninstallaties. De FB. Mk VI werd de meest gebouwde variant met in totaal 2289 stuks. Canada en Australië bouwden ook de FB. Mk VI, de Canadezen de FB21 (later vervangen door de FB26) en de Australiërs de FB40.

Links; Aanval op een vrachtschip door een FB. Mk VI van 143 Squadron,
rechts; een FB. Mk XVIII met het 57mm Molins kanon.

Een aparte eend in de bijt was de FB. Mk VI die als dekjager in dienst kwam als de TR33 bij de Royal Navy. Op 25 maart 1944 landde LR359 in handen van Lt-Cdr E.M. Brown op de HMS Indefatigable. Het eerste squadron uitgerust met deze versie was No. 811 op de HMS Peregrine in augustus 1946 die er een jaar mee zou opereren. De TR33 was voorzien voor haar taak van een vanghaak, opvouwbare vleugels en vierbladige propellers. Het toestel was bedoelt voor aanvallen op lage hoogte met een torpedo, bommen of mijnen. Er verscheen nog een TR37 die identiek was aan de TR33 maar voorzien van een andere radar.

Een TR33, het eerste tweemotorig vliegtuig dat op een Brits dek landde

De dag-bombardementen met de Mosquito resulteerde in 1942 16% verliezen. Dit was voornamelijk te wijten aan de manier van opereren. Overdag werd er overgegaan om vanaf grote hoogte te opereren bij helder weer, en bij nacht met hulp van wolkendek op lagere hoogte. Aan het eind van 1942 was het verlies al gedaald tot 8%. Aan het einde van de oorlog had de Mosquito de laagste verliezen van Bomber Command met 0,63%. Toch bleek bij onderzoek dat de structuur van het toestel in grote mate bij droeg in de verliezen. Tijdens het optrekken uit een duikvlucht, of heftige manoeuvres brak het toestel wel eens in stukken uiteen. Ook braken wel eens de deuren van het landinggestel af, of weigerden de stuurvlakken dienst, wat een 'stall' tot gevolg kon hebben. Om de snelheid uit een duikvlucht te vertragen werd er getest met uitzetbare luchtremmen die achter de vleugel rond de romp waren gemonteerd van het prototype W4052. Het project werd gestopt toen men ontdekte dat het laten zakken van het landinggestel net zoveel afremde als de luchtremmen.

Experimenten met luchtremmen op het prototype W4052

Maar de Mosquito was beslist geen 'krakkemikkig' toestel, de Mosquito kon ook veel incasseren. Zoals hieronder is geillustreerd. Op 25 maart, 1944, wist Flying Officer E.R. Hedgecoe zijn tegenstander, een Junkers Ju 188 zo dicht te naderen en te vernietigen dat de vlammenzee waardoor hij heen vloog oversloeg naar zijn NF. Mk XII. De buitenste huidlaag raakte in brand en schroeide het gehele toestel. Ondanks verblind te zijn door het vuur en de verschroeide cockpitbeglazing wist hij zijn basis, het 85 Squadron op West Malling te bereiken.

De NF. Mk XII na het gevecht met de Junkers Ju 188 (zie hierboven)

Op 4 december 1943 werd begonnen om No. 27 Squadron uit te rusten met de Mosquito in het Verre Oosten. Maar de vliegers en grondpersoneel vertrouwden meer op de Beaufighter dan op de 'Mossie'. Het bleek dat de vochtige warmte de lijm aantaste die het toestel bij elkaar hielden. Ook het No. 47 Squadron, dat vanuit het Midden Oosten naar Azië werd gestuurd had dezelfde problemen. Maar toch bleek de Mosquito het juiste vliegtuig voor lange-afstand verkenningen, vooral na de oorlog. Noemde de pers de Mosquito vooral de 'Wooden Wonder', in het Verre Oosten sprak men over 'Termites Delight'.

De B. Mk. XVI, ML963, 8K-K van 571 Squadron op 30 september 1944 tijdens
een motoren test, let op het vergrote bommenruim voor een 'Cookie'

Was het toestel in Azië niet zo'n succes, in Europa was het een heel ander verhaal. De Mosquito vloog in verschillende varianten over bezet Europa. Eén van haar succesvolle taken was die van Pathfinder, voor de bommenwerpers uit het doel markeren. Halverwege juni 1943 werd een Mk IV, de DZ594 aangepast om een bijna 2000 kilo zware bom te kunnen dragen. Om deze, zogenaamde 'Cookie' onder te kunnen brengen, en de bomluiken te kunnen sluiten werd het bommenruim naar buiten uitgebouwd. De eerste vlucht vond plaats begin juli. Na het testen met nog een aantal omgebouwde Mk IV's, werd het toestel als de B. Mk XVI in productie genomen. De eerste productie B. Mk XVI kreeg zijn luchtdoop op 1 januari 1944.

Een B. Mk. XVI wordt voorzien van een 1840 kg zware 'Cookie'

Een variant op de B. Mk XVI versie was de PR. Mk XVI die in juli 1943 werd geïntroduceerd. Dit was de voorloper van de PR 34 versie. De PR 34 was uitgerust met Merlin 114 motoren. Het toestel was ontdaan van alle bewapening en pantser bescherming voor de vliegers. Het had een enorme brandstofcapaciteit van maar liefst 5761 liter (tegen de 3904 liter van de PR. Mk XVI) en de maximum snelheid was 680 km/u. Ook Australië produceerde twee PR versies, de PR40, waarvan zes geleverd aan Australische squadrons, en een aantal PR41 die gelijk waren aan de PR. MK IX maar met Packard gebouwde Merlins.

De laatste RAF Mosquito missie werd gedaan met de PR34, RG314 op 15-12-1955

Naast de jager-bommenwerper en de fotoverkenner versie ging de productie en ontwikkeling van de jager variant verder. De jager versie NF. Mk XIII was voorzien van de vleugel als die bij de FB. Mk VI om droptanks of bommen te voeren. De opvolger, de NF. Mk XV was voorzien van twee-traps Merlins en geschikt voor grote hoogte. De NF. Mk XVII had een SCR720/729 radar of een A.I. Mk 10 radar. De opvolger de NF. Mk XIX was nagenoeg identiek aan de Mk XVII. Uit de Mk XIX ontstond de NF30. De NF36 kwam pas na de oorlog bij de RAF in dienst tot 1953. De NF38 werd voornamelijk naar het buitenland verkocht.

De A.I. radar scope van een Mosquito NF. Mk XVII

De Canadezen en Australië bouwden geen jager versies, wel een trainervariant daarop, respectievelijk de T22, T27 en T29 door Canada, en de T43 door Australië, allen met Packard Merlins.

Mosquito NS993 met de Zwitserse SM-1 turbofan

Mosquito NS993 die tijdens de oorlog, in september 1944, uitgeweken was naar Zwitserland om daar een noodlanding te maken, werd geinterneerd en later zelfs als testbed gebruikt voor de EFW SM-1 turbofan, de Zwitserse versie van de door Armstrong Siddley ontwikkelde Mamba motor.

Op de volgende pagina's meer aandacht voor enkele operaties
en de filmcarriere van de Mosquito,
klik op de onder constructie zijnde Mosquito hieronder.

GA TERUG