Zoals de Hurricane ten opzichte van de Spitfire op een tweede plan stond,
zo was de P-40 altijd het mindere broertje van de P-51 Mustang,… maar was dat wel terecht?
De P-40 was de eerste massaal geproduceerde eenpersoons jager van de Verenigde Staten. Het
mag dan ook geen wonder zijn dat de constructeurs van de P-51, die enkele jaren later werd
gebouwd, geleerd hadden van de fouten die in de P-40 zaten. Voor Amerika bij de oorlog betrokken
raakte, in december 1941, had menig P-40 al gevechtservaring opgedaan aan verschillende fronten.
Een Curtiss Model 75, P-36
In de jaren dertig geloofde de US Army Air Corps (USAAC) meer in de lange-afstand bommenwerper dan
in een verdedigende jager. Bommenwerpers vlogen in deze periode bijna met dezelfde snelheid
als de jagers, en zouden in staat worden geacht om zichzelf goed te kunnen verdedigen. Daarom mag het een klein wonder
heten dat de P-40, samen met de Bell P-39 Airacobra, er überhaupt kwam en de helft van de USAAF
jagersterkte bezette tot de zomer van 1943. In juli 1945 was nog slechts één Amerikaanse Group uitgerust
met de P-40, waarvan meer dan 13.700 waren geproduceerd.
De Curtiss XP-37
De P-40 ontstond omdat er een jager voor de kustverdediging en grondaanvallen werd gezocht,
gecombineerd met goede laagvlieg kwaliteiten. De XP-40, de Curtiss Hawk Model 81, had zijn oorsprong
in het eerdere Model 75, de P-36 uit 1935. Uitgerust met een Allison V-1710 werd de XP-37 ontwikkeld.
Deze had een General Electric turbo-supercharger en andere nieuwigheden. Dertien XP-37’s
werden geëvalueerd, maar door de naderende oorlog werd de ontwikkeling gestopt en de P-36 gebruikt
om eigenlijk alleen de Allison motor te ontvangen waardoor de XP-40 ontstond. De tiende P-36A van
de productielijn kreeg de V-1710-19 (13) met een vermogen van 1160 pk en koos als XP-40 in de herfst
van 1938 voor het eerst het luchtruim. Was de eerste XP-40 nog uitgerust met de radiator onder de
romp (zoals bij de Britse Hawker Hurricane), deze werd al snel naar voren en onder de neus geplaatst. Op de neus
werd de inlaat voor de single-speed supercharger geplaatst voor de P-40 productiemachines.
Prototype XP-40 (let op de grote radiator onder de neus)
De eerste order voor de Model Hawk 81A’s was voor 524 toestellen. Er was een bedrag van 13
miljoen dollar voor uitgetrokken, het hoogste bedrag op dat moment uitgegeven voor een
Amerikaans jachtvliegtuig. De eerste drie productietoestellen dienden als testmodellen.
De eerste tweehonderd Model Hawk 81A’s waren te herkennen aan de afwezigheid van de afdekplaten
op het landinggestel alsmede aan de luchtinlaat voor de carburateur op de neus. Het eerste squadron
dat uitgerust werd met de nieuwe jager, was het 33rd Pursuit (jacht) Squadron. Frankrijk plaatste
een order voor 140 toestellen, maar door de val van Frankrijk, gingen deze vliegtuigen als de Tomahawk
Mk I naar de RAF in Groot-Brittannië.
Een Tomahawk
Mk I van de RAF
De RAF had al een order lopen van duizend toestellen.
Het eerste squadron in de RAF dat werd uitgerust met de P-40, in augustus 1941, was het No.2
Army Co-Operation Squadron dat gestationeerd was te Sawbridgeworth, Engeland. De Britse machines
kregen in plaats van de twee Browning .30 machinegeweren in de vleugel, de 0.303-inch, niet
alleen in de Mk I, ook in de Mk IA en Mk IB. De twee .50 machinegeweren boven de motor bleven
gehandhaafd. Bij de Britten werd de Tomahawk Mk I voornamelijk gebruikt voor training.
Het intrumentenpaneel van de P-40B
(let op de twee achterkanten van de .50 machinegeweren)
De eerste echte gevechtstoestellen, het Model H-81-A2, waren de P-40B’s (de P-40A heeft nooit
bestaan). Door de ervaringen opgedaan in Europa werd dit type voorzien van bepantsering, ook de
voorruit en zelfdichtende tanks. Ook de vleugels kregen twee extra .30 machinegeweren. Deze
werden ook gehandhaafd bij de RAF leveringen van de Mk II. De Britten namen maar liefst 1041 af
(waarvan 100 doorgesluist werden naar China voor de American Volunteer Group (A.V.G.), en 195 voor de USSR).
De USAAC nam slechts 131 P-40B’s af waarvan een groot aantal in Hawaï waren gestationeerd
tijdens de aanval door Japan op Pearl Harbor op 7 december 1941. 62 P-40B’s en 11 P-40C’s
werden tijdens de aanval vernietigd.
De P-40B (Model H-81-A2) van de 2nd Pursuit Squadron A.V.G.
Scoorden de P-40’s in 1941 dus slecht in het thuisland Amerika, in het Verre Oosten,
in China opereerde de American Volunteer Group redelijk succesvol onder leiding van generaal
Claire Chennault. Deze groep, beroemd geworden onder de naam Flying Tigers vloog met
drie Squadrons P-40B’s.
B-40B's Hawk van de A.V.G. 'Flying Tigers',
P-40B; '68' (P-8168) wordt gevlogen door Charles Older
Opvallend kenmerk van de Flying Tigers waren de
‘haaienbekken’ die aangebracht waren op de grote radiator luchtinlaat.
Dit was niet nieuw, het RAF No.112 Squadron in Noord-Afrika droeg deze al daarvoor.
Hier zou volgens menig publicatie het idee vandaan gekomen zijn om deze ‘bekken’ ook
op de A.V.G. P-40’s aan te brengen. Toch beweerd Eriksen E. Shilling, piloot van de
Tigers en de man die de haaienbekken op hun P-40’s aanbracht, dat hij het idee
had overgenomen uit een Brits tijdschrift waarin een Duitse Me 110 te zien was met zo’n ‘bek’.
Chinees en Amerikaans onderhoudspersoneel werken aan een Flying Tigers P-40
Op 20 december, 1941, werden door twee Tigers squadrons opererende
vanuit Kunming, zes van tien Japanse bommenwerpers vernietigd zonder eigen verliezen. Helaas
verloor het derde squadron twee piloten op 23 december tijdens hun eerste interceptie met
Japanse Zero jagers.
Een Tomahawk Mk II van RAF No.112 Squadron
Ook in het Midden-Oosten en Noord Afrika was de Tomahawk in handen van de Britten een
geduchte jager. Tegen de Duitse Bf 109 had ze geen kans, maar tegen de voornamelijk
oude Italiaanse vliegtuigen, vaak dubbeldekkers nog, scoorde ze uitstekend. Wing-Commander
Clive ‘Killer’ Caldwell, van de RAAF, behaalde meer dan 20 overwinningen met de P-40.
De Britse Tomahawk Mk IIA (met Britse radio) en de Mk IIB (met Amerikaanse apparatuur)
werd aan het eind van 1941 veelvuldig ingezet als grondaanvaller tegen de terugtrekkende
Axis troepen, waar het een legendarische reputatie opbouwde vanwege haar hoge incasseringsvermogen.
Kittyhawk Mk I (een P-40D) van de RAF (112 Squadron)
Waren er maar kleine wijzigingen aan de P-40C, zoals verbeterde zelfdichtende
brandstoftanks (er werden er maar 193 van gebouwd), de eerste echte veranderingen
kwam met de P-40D, de Curtiss Model H-87-A2. Deze was uitgerust met de Allison V-1710-39.
De reductie voor de propeller werd aangepast waardoor de motorbekapping wijzigde, plus een
vergrote radiator zorgde daardoor voor een nieuwe neus. De twee machinegeweren boven de motor
kwamen te vervallen. In de vleugels kwamen vier .50 machinegeweren. Verder kwam onder de romp
een voorziening voor het vervoeren van een 500 ponder bom, of een afstootbare brandstoftank van
179 liter. Het toegenomen gewicht bracht de snelheid niet verder terug dankzij de verbeterde motor.
Had de P-40C een snelheid van 528 km/u, de ‘D’ versie haalde 580 km/u. Maar de klimsnelheid en
het operationele plafond bleef beroerd. Slechts 22 gingen naar de USAAC, maar de Britten
namen 560 af van de P-40D, die door hen de aanduiding Kittyhawk Mk I mee kreeg.
Van de RAF order gingen er 24 naar de RCAF en 17 naar Turkije.
Kittyhawk Mk IA's (P-40E's) van de RAF
(te herkennen aan de zes .50 machinegeweren)
De P-40E Warhawk, bij de RAF de Kittyhawk Mk IA, was uitgerust met zes
.50 machinegeweren. De extra twee machinegeweren en de 562 extra patronen maakten het
toestel zwaarder en brachten de snelheid omlaag naar 570 km/u. Van de P-40E werden 2320
exemplaren gebouwd. Onder de P-40E’s waren ook enkele tweezits trainers waarvoor een
interne brandstoftank werd opgeofferd om een extra stoel te kunnen plaatsen. De RAF
in het Midden-Oosten en de Flying Tigers in China ruilden hun P-40B’s in voor
de ‘E’. Toen de American Volunteer Group op ging in de USAAF op 4 juli, 1942, hadden
de Tigers 286 Japanse vliegtuigen geclaimd, tegen acht omgekomen A.V.G. piloten
tijdens acties tegen Japanners, vier werden er vermist. Twee piloten en een chef monteur
kwamen om tijdens grondaanvallen door Japanners. Top scoorder van de A.V.G. was piloot
Robert H. Neale, die 16 overwinningen had, acht anderen claimden 10 of meer. Een andere
USAAF opererende piloot, Colonel David ‘Tex’ Hill, claimde 18 Japanse toestellen met de P-40.
Klik hieronder voor de verdere ontwikkeling van de P-40,...
GA TERUG
|