Concentratiekamp
- BUCHENWALD -
--------------------------

Gustloff-Werk II onder de rook van het bombardement
(het gevangenkamp ligt onbeschadigd linksboven)

Naast het kamp was de Gustloff-Werk II gevestigd waar rond de 3500 gevangenen werkten. Vanaf het voorjaar van 1944 werd hier ook de productie van onderdelen voor de V2 raket ontwikkeld. Deze wapenfabriek was ook niet aan de Geallieerden voorbijgegaan en er werd door de 8th Air Force een aanval gepland. Op 24 augustus 1944 werd een precisiebombardement uitgevoerd op de Gustloff-Werk II, de Deutsche Ausrüstungswerke en de SS gebouwen. Drie Bomb Groups, de 351st, 401st en de 457th BG van de 94th A. Combat Wing, 1st Division, 8th Air Force bombardeerden met 106 B-17 ‘Flying Fortress’ bommenwerpers de fabrieken.

De ravage rond Gustloff-Werk II na het bombardement

Het gevangenkamp werd ook getroffen, maar niet ernstig, slechts drie bommen vielen binnen het kamp, en ondanks dat er zeker 31.000 gevangenen in het kamp waren, werden er, alleen die in de nabijheid van de fabrieken waren, 1425 gewond (waarvan 525 ernstig) en vielen er 315 doden onder de gevangenen. Onder de SS’ers 160 doden plus nog eens 55 SS'ers werden vermist en waren er 238 gewonden. Daarnaast waren 24 familieleden van SS'ers omgekomen. Van de B-17 bommenwerpers zouden vijf toestellen niet terugkeren van deze missie. De destructie was enorm aan de fabrieksgebouwen, en ondanks dat er weer aan opbouw werd gedacht, kwam er maar een hele kleine productie op gang.

Voor velen het laatste perron, de aankomstplek van de treinen voor Buchenwald
(rechts hiervan lag de Gustloff-Werk II fabriek)

De meest onwaarschijnlijke groep die men in een concentratiekamp zou verwachten was een groep van 168 Geallieerde vliegeniers, die toevalligerwijze enkele dagen voor het bombardement in Buchenwald waren geplaatst. Deze groep was aangemerkt als ‘Terrorflieger’ (terreurvlieger), en als zodanig niet naar de krijgsgevangenenkampen gestuurd. Deze vliegers waren geen andere vliegers dan die in Duitse krijgsgevangenenkampen zaten, anders dan dat ze door Gestapo opgepakt waren onder dubieuze omstandigheden, zoals verraad door burgers, opgepakt met verzetstrijders etc. De groep was een verzameling van verschillende nationaliteiten welke op 20 augustus 1944 in Buchenwald aan kwam, waar ze in het Kleine Kamp werden opgesloten. Hier vonden de vliegers een leider in Squadron Leader Phil Lamason een Lancasterpiloot uit Nieuw Zeeland. Deze probeerde de groep naar een krijgsgevangenenkamp te krijgen, maar vond geen gehoor bij kampcommandant Pister. Deze wist maar één ding, dat deze ‘criminelen’ geëxecuteerd zouden worden. Na het bombardement van 24 augustus kwamen twee Luftwaffe officieren de schade opnemen. Eén van de gevangen vliegers zag zijn kans schoon en stond keurig in de houding, salueerde de Duitse officieren en sprak hen aan in keurig Duits. De Luftwaffe officieren kwamen er snel achter dat dit geen ‘reguliere’ gevangenen waren maar collega vliegers die hier niet thuishoorden.

Squadron Leader Phil Lamason en Hermann Goering

Hermann Goering, Rijksmaarschalk van de Luftwaffe, kreeg een bericht over deze kwestie op zijn bureau. Goering realiseerde zich meteen, dat als deze mannen slecht werden behandeld, dan zouden zijn vliegeniers in Geallieerde handen ook slecht behandeld gaan worden, mocht dit ooit naar buiten komen. Goering dwong Himmler 166 vliegeniers (twee waren onderwijl al omgekomen) uit Buchenwald direct over te brengen naar Stalag Luft III (een krijgsgevangenenkamp van de Luftwaffe). Op 19 oktober 1944 werden 156 vliegers overgebracht, de tien, die te ziek waren om te reizen, kwamen binnen enkele weken naar Stalag Luft III. De redding, door nota bene Goering zelf, kwam net op tijd, de Geallieerde vliegers stonden op de executielijst van 26 oktober,…

De 'Goethe-boom' voor het door het bombardement beschadigd raakte

In het kamp stond één boom, een oude eik waar volgens de overlevering Goethe vaak te vinden was als hij de Ettersberg bezocht. Tijdens het bombardement raakte de boom zwaar beschadigd en werd geveld door de SS. Het hout verdween grotendeels in de kachels. Maar er werden ook enkele stukken bemachtigd door gevangenen die er voorwerpen uitsneden. Het bekendste stuk hout dat van de ‘Dikke Eik’ bewaard is gebleven, is een uitgehakt gezicht door Bruno Apitz. Met bonkend hart en met hulp van andere gevangenen die op de uitkijk stonden, werkte Apitz aan ‘Das letzte Gesicht’ (het laatste gezicht), want ontdekking door de SS betekende zeker de ‘Bunker’ en de dood.

In het kamp waren verschillende gipsen dodenmaskers welke als voorbeeld dienden en al deze voorbeelden smolten samen tot één gezicht. Van de boom, die nabij de gevangenen wasserette stond, is nog een restant van de stronk te vinden.

‘Das letzte Gesicht’ van Bruno Apitz

Dood en verderf door slechte behandeling in Buchenwald, zoals door ondervoeding, slavenarbeid, marteling en executies was gemeengoed wat iedere gevangene boven het hoofd hing. Daarnaast was er een andere gruwelijke dreiging die door het kamp waarde, de barakken waarin medische experimenten werden gedaan op gevangenen. Al kort na het in gebruik nemen van het kamp begonnen de experimenten door SS dokters (zie foto links).

Verschillende methodes van opereren werden uitgevoerd, werden medicijnen uitgetest op gevangenen waarbij deze soms vreselijk moesten lijden omdat de onderzoekers de resultaten belangrijker vonden dan het ‘object’ waarop werd getest. Farmaceut Behring, een onderdeel van IG Farben AG, toonde al in 1939 interesse voor de testresultaten die opgedaan werden in Buchenwald. Waren het in het begin slecht sporadische contacten met de SS, tegen het einde van 1941 werden deze nauwer vanwege de op grote schaal uitgebroken epidemieën van tyfus in de krijgsgevangenkampen. De SS stelde voor om serums te testen op gevangenen. Na de eerste experimenten werd Block 46 in gebruik genomen als permanent laboratorium. Hier werden alle soorten ziektes welke epidemieën konden veroorzaken tot het eind van de oorlog onderzocht. Gevangenen die Block 46 overleefden waren meestal vreselijk ziek, hadden hun haargroei verloren, tanden en kiezen waren uitgevallen en werden vaak kort daarop vermoord door het regime. In 1943 werd het ‘Tyfus en virus onderzoek laboratorium’ uitgebreid met een ‘Serum Instituut’ in Block 50 waar SS en Wehrmacht wetenschappers samenwerkten met het Robert Koch instituut in Berlijn. Tijdens één zo’n onderzoek en behandeling van tyfus op 39 gevangenen stierven er 21 aan de gevolgen van de inentingen. In totaal zouden 35 series van experimenten worden uitgevoerd, niet alleen op verschillende soorten tyfus, maar ook op pokken, cholera, gele koorts, koudvuur en difterie. Er zouden minstens 1000 gevangenen worden gebruikt door de wetenschappers, en een onbekend aantal is hierbij omgekomen. Block 50, waarvan nu alleen nog de fundamenten zijn overgebleven, kan men vinden direct ten westen van de museale expositieruimte. Ten noorden van Block 50 lag het zogenaamde ‘Kleine Kamp’, een afschuwelijke plek waar gevangenen in grote getale werden opgesloten in voormalige paardenstallen.

De fundamenten van Block 50

Met de toestroom van steeds meer gevangenen was het nodig deze eerst op te vangen voor deze naar andere kampen werden overgeplaatst. Vanwege de snelle doorstroming door dit kamp waren er in het begin weinig ziektes die tot een epidemie uitgroeiden (later in de oorlog toen duizenden Joden werden aangevoerd, werd ook dit kamp door allerlei ziektes ondergedompeld). Van het Kleine Kamp is nu nog maar weinig terug te vinden. Als men westwaarts langs de fundamenten loopt van Block 50 en verder, dan komt men op het einde uit bij Block 46. Aan de overkant ziet men dan nog één bewaard gebleven barak. Deze ziekenbarak was ooit afgebroken en weer opgebouwd in het plaatsje Thuringia, Tambach-Dietharz, om dienst te doen als adminstratiegebouw voor een bedrijf. In 1994 is de barak daar weer ontmanteld en teruggebracht naar Buchenwald.

De ziekenbarak, terug uit Thurinia, weer opgebouwd in Buchenwald

Als u nu weer zuidwaarts loopt, langs de palen van de oude afrastering, richting de wachttoren op de hoek, ziet u rechts op de appèl-plaats een vrijstand gebouw staan, dit was de kantine van het kamp. Hier konden de gevangen die betaald werden met kampgeld, hun geld omwisselen voor zaken die in het kamp gemaakt werden, of met geld dat familie hen had gestuurd.

1. Poortgebouw, 2. Appèlplaats, 3. Crematorium, 4. Block 50 ,
5. Moord kliniek Block 61, 6. Block 46, 7. Bioscoop, 8. Bordeel,
9. Gevangenen hospitaal, 10. Gevangenen kantine, 11. Manege,
12. 'Nekschot-paardenstal', 13. Dierentuin.

In maart 1943 bracht Himmler een bezoek aan Buchenwald en constateerde dat er geen bordeel voor de gevangenen in het kamp was. Een bezoek aan een bordeel zou ‘de effectiviteit verhogen in het arbeidproces’ van de gevangene. Tevens behoorde het tot de ‘bonus’ voor goed verrichte arbeid. Op 16 juli 1943 werden door de SS zestien vrouwen, in de leeftijd van 20 tot 30 jaar, overgebracht vanuit Ravensbrück concentratiekamp. De vrouwen werden betere omstandigheden voorgehouden, meer rantsoenen en een deel van de opbrengst, en heel belangrijk de belofte eerder vrij te komen (wat natuurlijk nooit werd nagekomen). De vrouwen ‘ontvingen’ gemiddeld vijf mannen per dag, welke daar 2 Reichsmark voor moesten neertellen. Joden, Sinti, Romani en Russen waren uitgesloten van een bezoek, dus het waren voornamelijk Duitse gevangenen die in de fabriek werkten, en die wel aan de productiviteitsnormen moesten voldoen, die naar de ‘Sonderbau’ (speciaal gebouw) gingen. In februari 1944 werd de prijs verlaagd naar 1 Reichsmark,… Bij water tekort en radio uitzending van speeches van Hitler, en als het avond appèl uitliep, bleef het bordeel gesloten. Eind 1945 waren nog negen vrouwen in het bordeel aanwezig.

De Bevrijding van Buchenwald

In het nieuwe jaar van 1945 barst Buchenwald uit haar voegen. Vanaf januari tot en met april zullen dan bijna 14.000 mensen omkomen door de ontberingen, de helft daarvan zijn Joden. Nu de oorlog ten einde liep, kwamen steeds meer mensen naar Buchenwald, omdat dit het enige grote kamp is dat nog in ‘bedrijf’ was. Uiteindelijk zullen er 48.000 gevangenen in Buchenwald ondergebracht worden die allemaal in grote onzekerheid leven. Het gonsde van geruchten dat de Amerikanen naderden, maar dat er ook maatregelen getroffen werden om Buchenwald te ontruimen. Ook heerste er een stemming dat de SS iedereen op de valreep zou vernietigen, vanwege dat velen oorlogsmisdaden hadden aanschouwd. Op 4 april 1945 riep het kampregime om dat alle Joden zich moesten verzamelen op de appèl-plaats. Onzeker wat hen te wachten stond, doken velen onder in andere barakken, of verstopten zich oner een vloer of kropen in het riool. De volgende dag proberen de Duitsers het opnieuw door de Joden naar de Deutsche Ausrüstungswerke te krijgen voor vertrek uit Buchenwald, met hetzelfde resultaat,… vluchtende en onderduikende mensen. Op 6 april wilde de SS zesenveertig gevangenen aan de poort hebben, deze zouden op de dodenlijst van de Gestapo staan. Onder hen was ook Henri Pieck, de mannen doken allen onder in het overvolle kamp. Overvol, want in deze periode kwamen er dagelijks duizenden gevangenen bij uit ontruimde sub-kampen.

Het monument van de dodenmars vanuit Buchenwald in Hottelstedt

Op 7 april vertrokken dan 3000 Joden per voet uit Buchenwald richting Flossenburg, en Theresienstadt,… de ‘dodenmarsen’ zijn aangevangen. Op 8 april maakte het kampregime bekend dat Buchenwald geheel ontruimt zou worden. Tot 10 april werden zeker 27.000 gevangenen geëvacueerd, deels per treinwagon, deels te voet. Onder hen tussen de 80 en 100 Nederlanders, die richting Flossenburg en Dachau gingen. Ook de volgende dag zou een transport gaan, maar op 11 april gaat opeens alles anders.

Ook een monument in Hottelstedt voor de Amerikaanse bevrijders van Buchenwald
(Klik op de foto voor een vergroting)

In de nacht van 10 op 11 april liggen de voorste eenheden van Combat Team 9, van de 6th Armored Division, van de US Third Army (onder commando van General George Patton), het dorpje Hottelstedt, enkele kilometers van het concentratiekamp Buchenwald. In de ochtend gaat een patrouille van vier man op pad onder leiding van Captain Frederic Keffer in een M8 Greyhound bestuurt door Pfc. James Hoyt. Aan boord van de pantserwagen zijn verder Tech. Sgt. Herbert Gottschalk en Sgt. Harry Ward. Zij zullen de eersten zijn die die dag het concentratiekamp zullen bereiken.

Op 11 april gierde rond 09.00 uur het luchtalarm, en de overgebleven gevangenen werden met de minuut nerveuzer. Nadat het luchtalarm zweeg kraakte de speaker over het terrein dat al het SS personeel zich zo spoedig mogelijk diende te melden buiten het kamp. Vanachter het gehate prikkeldraad zien de gevangenen de gehate SS’ers bepakt en bezakt vluchten, de meesten in burger kledij. Hier en daar zijn schotenwisselingen te horen tussen Duitsers en de Amerikanen. Tegen 15.00 uur realiseerden de gevangenen dat er geen Duitser meer in het kamp is, zelfs geen SS’er achter het machinegeweer in het poortgebouw.

Voormalige gevangenbewaarders hardhandig opgesloten in de 'Bunker'
(klik op de foto voor een foto waarop een bewaker is opgeknoopt. Die foto werd
gemaakt door de fotografe Elizabeth Miller die met de Amerikaanse troepen optrok)

De gevangenen konden nog steeds het vuurgevecht horen, maar de kampoudste hing een groot wit laken aan de vlaggen mast boven de poort, ten teken dat het kamp zonder gevaar bevrijd kon worden door de Amerikanen. Het is dan 15.15 uur en de communisten in het kamp hadden de leiding overgenomen en hebben na een achtervolging dan reeds 15 SS bewakers weten te vangen die terug werden gesleept naar het kamp. De eerste daarvan zou zijn eigen strop hebben moeten knopen waaraan hij opgehangen werd.

De klok boven het poortgebouw staat nu permanent op 15.15 uur,
ter herinnering dat het kamp overgenomen werd door de gevangenen.

Amerikaanse militairen gaan Buchenwald binnen, Toen & Nu
(let op de klok van tegenwoordig,... 15.15 uur)

Als dan eindelijk de Amerikaanse bevrijders de poort binnenkomen vinden ze er nog 21.000 gevangenen in alle staten van euforie,… sommige nog in redelijke doen schreeuwen van vreugde, iedereen huilt het laatste vocht uit de ogen, maar ook strompelende uitgemergelde wezenloos voor hen uitstarende bleke figuren slepen zich naar de bevrijders,…. Onder de gevangenen zijn dan nog 384 Nederlanders, waarvan pas op 7 mei de eerste 34 zieken en twee verplegers naar Nederland terug zullen keren.

Bang dat ze als Duitse politieke gevangenen niet herkend zouden worden,
begroetten deze hun Amerikaanse vrienden met deze slogan,...

Met de bevrijding kwam nog niet het gewone leven terug. Honderden in het kamp zouden nog sterven door de ziektes en de ontberingen die hun verzwakte lichamen niet meer te boven kwamen. De Amerikanen deden wat ze konden om de medische voorzieningen, voedsel, dekens ed. te brengen. Vooral de schok van het Kleine kamp voor de toch wel geharde soldaten van de Third Army, was niet te bevatten wat men daar aantrof. In stallen voor tachtig paarden, lagen nu 1200 mannen in houten stellages, vijf man per 'bed'. Er werden de eerste dagen na de bevrijding 4700 mensen verplaatst naar de SS kazerne gebouwen. Hoe de medische staf ook haar best deed, één op de vier zou sterven in de weken daarna. De doden werden in massagraven ondergebracht, eerst in de bomkraters in de zuidflank van de Ettersberg, later onder de zogenaamde Bismarck Toren, ook op de zuidflank.

Misschien wel de beroemdste foto van Buchenwald, een barak in het Kleine Kamp

Terwijl langzaamaan de eerste groepen gevangenen naar huis gingen, werd Buchenwald ook gebruikt als kamp voor mensen die nog nergens heen konden. De laatste gevangene vertrok met het terugtrekken van de Amerikanen uit dit gebied. Begin juli 1945 werd het kamp, met het vertrek van de laatste Amerikaan, overgedragen aan de Soviet troepen.

De kille statistieken:

Tussen juli 1937 en maart 1945 zaten 238.980 mannen gevangen in het concentratiekamp Buchenwald.
Eind maart 1945 waren 33.462 doden officieel geregistreerd.
Tussen 1 april en 10 april stierven nog eens 913 (dus totaal: 34.375)

In de 28 sub-kampen van Buchenwald waar 27.000 vrouwen zaten, stierven 335.
De SS schoot ruim 8000 Russische gevangenen dood, en hingen er 1100 op, onder in de kelder van het crematorium.

Tijdens transporten naar Buchenwald, uit het oosten, en de dodenmarsen vanuit Buchenwald, zouden rond de 12.000 doden vallen.

Buchenwald zou dus uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor 56.000 doden.

Een bewaker in leven gelaten om het strafproces te ondergaan, de meesten kwamen
er met lichte straffen van af, slechts tweeëntwintig werden ter dood veroordeeld,
waarvan tien geëxecuteerd werden en zeven levenslang kregen.

Op 11 april 1947 begonnen de processen, in Dachau, tegen de verdachten van Buchenwald. Dat de zaak zo lang op zich liet wachten, kwam mede door de drie ton aan papierwerk die de Amerikanen hadden verzameld in en rond Buchenwald. Tussen de aangeklaagde mannen was één vrouw, de vrouw van de eerste commandant van Buchenwald, Ilse Koch. Ook stonden vier ex-gevangenen terecht vanwege misdaden gepleegd op andere gevangenen. Op 14 augustus 1947 kwam het proces ten einde met de vonnissen. Tweeëntwintig kregen de doodstraf, vijf hoorden levenslang, en vier kregen tussen de 10 en 20 jaar gevangenisstraf.

De acht Amerikaanse officieren die de rechtszaak in Dachau behandelen,
(V.L.N.R: Lt. Col. Morris, Col. Robertson, Col. Ackerman, Brig. Gen. Kiel,
Lt. Col. Dwinell, Col. Pierce, Col. Dunnning, en Lt. Col. Walker.

In 1948 werden de vonnissen opnieuw bekeken en werden, van de tweeëntwintig ter dood veroordeelden, er zeven herzien en hun straf omgezet tot levenslang. Tien voormalige leden van het SS commando werden voor 1951 geëxecuteerd. Onder de ter dood veroordeelden was ook de kamparts Hans Eisele. Maar, mede door 'goede getuigenissen' van oud SS'rs uit Buchenwald werd hij in 1952 vrijgelaten. Eisele begon een dokters praktijk in München, maar vluchtte in 1958 naar Egypte, onder de valse naam Carl Debouche, toen de kampbeul Martin Sommer voor het gerecht moest verschijnen. Eisele overleed op 3 mei 1967 en is begraven in Cairo. De eerder besproken SS arts Waldemar Hoven was in Neurenberg ter dood veroordeeld en op 2 juni 1948 opgehangen in de Landsberg gevangenis in Beieren.
Kamp commandant Pister overleed tijdens zijn verblijf in de gevangenis. Half jaren vijftig waren de overige gevangenen alweer op vrije voeten, waaronder Ilse Koch, mede door petities uit de Duitse burgerij, waarin voornamelijk werd aangehaald dat men niet kon voorstellen dat deze 'goede buren en leuke vaders' zulke misdaden zouden kunnen plegen. Deze wogen waarschijnlijk zwaarder dan de getuigenverklaringen van de ex-gevangenen van Buchenwald. Zoals al eerder op deze pagina's aangegeven, was de man van Ilse Koch in april 1945 na een kort proces, waarin hij schuldig werd bevonden van corruptie, in Buchenwald geëxecuteerd.

Ilse Koch voor de rechter,...

Ilse Koch was reeds in 1948 weer op vrije voeten wegens dat het bewijs dubieus zou zijn geweest (de lampenkappen gemaakt van 'menselijke huiden', zouden toch 'geitenhuiden zijn geweest'), maar in 1949 zou ze weer gearresteerd worden, en weer werden de aantijgingen onder andere gelegd op de 'lampenkappen', maar deze konden niet als bewijs geleverd worden tijdens de rechtszaak. Ondanks deze omissies, kreeg Koch weer levenslang, voor aanzetten tot moord, en het aanzetten tot het aanzetten van zwaar lichamelijk letsel (het wordt vanwege de getuigenverklaringen aangenomen dat Ilse Koch gevangenen aanwees die fraaie tatoeages hadden, dat deze gedood moesten worden en de tatoeages verwijderd,...). Op 1 september 1967 pleegde Koch op 60 jarige leeftijd zelfmoord in de Aichach vrouwengevangenis.

Voor het werkkamp 'Dora-Mittelbau'
Klik hieronder

Voor deze pagina's is gebruik gemaakt van ‘Buchenwald Concentration Camp 1937-1945’, samengesteld door Harry Stein, een uitgave van 'Gedenkstätte Buchenwald’, verschenen via Wallstein Verlag, 2004-2010, ISBN 3-89244-695-4, - ‘Nederlanders in Buchenwald 1940-1945’, door Kirtsen Snijders, uitgeverij Wallstein Verlag 2001-2008, ISBN 3-89244-416-1, - 'Der SS-Staat' Eugen Kogon, Kindler Verlag GmbH, 1974, - ‘De Verschrikkingen van het Nazi-systeem’ onder redactie van K.A. Van den Hoek, uitgeverij Lekturama b.v. 1978, - ‘Nee en nog eens Nee’, Han G. Hoekstra & Evert Werkman, N.V. Het Parool, 1965. Ook de heer Jules Weerts ben ik erkentelijk voor enkele verbeteringen.

Verder werd gebruik gemaakt (voor de bombardementen op Buchenwald) van de volgende websites: http://buchenwaldflyboy.wordpress.com/chapter-9-air-raid/ en
http://jonathanturley.org/2013/04/21/kirby-cowan-the-airmen-of-buchenwald-and-the-klb-club-a-cautionary-tale/#more-63291

GA TERUG