Ondanks de twijfels of het toestel wel geschikt was voor
dek-operaties, ging de Britse Fleet Air Arm van de Royal Navy
de Corsair I vanaf vliegdekschepen opereren vanaf juni
1943. De Britten gebruikten wel de Wildcat (Martlet), maar dat
toestel ontbeerde de snelheid. De Seafire was een hele
verbetering, maar het was niet het vliegtuig met een grote
reikwijdte. Met de komst van de F4U kreeg de Fleet Air Arm het
perfecte vliegtuig in handen. De Britten waren zo onder de
indruk van de F4U dat er maar liefst 2012 van in dienst
kwamen. De vleugels werden wel 20 cm ingekort vanwege de
lagere ruimtes onder het vliegdek. Een onverwachte bonus was
dat de daalsnelheid aanzienlijk verbeterde, waardoor het
toestel tijdens de landing beter hanteerbaar werd. Ook
monteerden de Britten rails voor raketten onder de vleugels.
Majoor Ronnie Hay werd de enige ace voor de Britten met de
Corsair, hij wist 7 overwinningen te behalen waarvan 4
met de Corsair.
Een Corsair van de Britse Fleet Air Arm stijgt op
van een vliegdekschip
Brewster produceerde 136 F4U-1's onder de naam F3A-1.
Goodyear bouwde 377 F4U-1 en F4U-1A's met de aanduiding FG-1
en FG-1A. Aangezien deze toestellen voor de van land
opererende Marines waren, hadden deze geen voorziening om de
vleugels te vouwen. Kort na de 1000ste geproduceerde toestel
verscheen de F4U-1C op 22 augustus 1943. De zes .50
machinegeweren waren vervangen voor vier 20mm kanonnen. Voor
grondaanvallen was dit een goed wapen, maar de piloten
prefereerden de .50. Na 200 F4U-1C werd de productie van deze
versie gestopt.
Een gerestaureerde FG-1 ooit geproduceerd door Goodyear
Op 5 oktober 1943 verscheen de eerste F4U-1 met een
aanpassing om een drop-tank onder de romp te dragen. Op 25
november werd de eerste F4U-1A gepresenteerd met een R-2800-8W
motor dat een waterinjectiesysteem bevatte. Dit gaf de motor
tijdens de start een kracht van 2250 pk. Beide aanpassingen
werden aangebracht in de F4U-1D.
In oktober 1943 wachtte de Japanse aanvaller bij nacht een
verrassing. Tijdens een aanval op 31 oktober op New Georgia
werden de Japanners besprongen door een handvol Corsair
F4U-2's die uitgerust waren met radar.
Een F4U-2 van US Navy squadron VF(N)-101 aan boord van USS
Intrepid
In juni 1943 had de Amerikaanse marine al gevraagd naar een
versie die op grotere hoogt kon opereren. Testen met de XF4U-3
die uitgerust was met eenturbo-supercharger op de
XR-2800-16(C) motor. Hierdoor was op een hoogte van bijna 14
km nog 2000 pk voorradig. Maar het testen verliep traag en de
eerste XF4U-3 vloog pas op 26 april 1944. Maar het was de
voorloper van de laatste versie die tijdens de oorlog zou
verschijnen, de F4U-4. Ondertussen had Pratt & Whitney de
R-2800-18W ontwikkeld met een kracht van 2450 pk. De
luchttoevoer naar de carburator werd verlegd van de
vleugelvoorrand en omgeleid via een inlaat die onder de motor
aangebracht werd. Ook kreeg de F4U-4 een verbeterde cockpit en
de aanpassingen onder de vleugels om 8 raketten te voeren. De
F4U-4B was de versie voor de Royal Navy, maar deze werden
nooit geleverd. Driehonderd F4U-4C's werden geproduceerd. Deze
waren voorzien van vier 20mm M-2 kanonnen. Niet alleen Chance
Vought bouwde de F4U-4, ook Goodyear produceerde er, onder de
aanduiding, FG-4 tweehonderd stuks.
Een F4U-4 met acht High Velocity Aircraft Rockets (HVAR)
Op 28 december 1944 begon de eerste operationele missie in
handen van VMF-124 vanaf de USS Essex. Eindelijk werd
de Corsair gebruikt waarvoor ze ooit ontworpen was,
vliegen vanaf Amerikaanse vliegdekschepen. Reden voor het
laten opereren vanaf vliegdekschepen was het toenemende aantal
Kamikazevluchten door Japanse piloten. Om deze dreiging tegen
te gaan was de beste jager nodig die voorhanden was. Na
uitvoerig vergelijken tussen de F6F Hellcat en de F-4U
bleek de laatste op alle fronten de betere. Ook werd er getest
tegen een P-51B Mustang, maar deze bleek geen
kwaliteiten van een marinejager te hebben.
(North American onderzocht toch in 1944 samen met de
Navy of het mogelijk was de P-51 als marinejager aan te
passen. Hiertoe werd een P-51D aangepast voor deklandingen
(wat met de P-51B niet het geval geweest was) door er
katapultpunten en een vanghaak aan te bouwen. Ondanks een
betere actieradius voegde de zogenaamde 'Seahorse' niets
extra's toe ten opzichte van de F-4U en werd niet verder
ontwikkeld.)
Charles Lindbergh (midden) zijn adviezen leidden tot grote verbeteringen
Halverwege 1944 bezocht Charles Lindbergh (de man die als
eerste van New-York naar parijs vloog in 1927) als
burgertechnicus de strijdtonelen in de Stille Oceaan. Zijn
onderzoeken leidden uiteindelijk tot een verdubbeling van de
bommenlastcapaciteit van de F4U-1D, tot 2000 kg. De
Corsair werd nu ook een belangrijke factor voor
grondondersteuning. Binnen zeven weken gooiden de F4U's
100.000 kg aan bommen op de Marshall Eilanden.
Aan het eind van 1944 liep er iedere 28 minuten een
Corsair van de band bij Chance Vougt. De productie
bedroeg toen 4631 voor Chance Vought en 2485 voor Goodyear. De
Brewster productie stopte na 735 toestellen vanwege slecht
management.
April 1945 was een nieuw hoofdstuk voor de Corsair.
Op 7 april werden er voor het eerst F4U-4C's met 20mm kanonnen
ingezet tegen de Kamikaze. De vlogen vanaf de USS Sikoh
en Breton in handen van de Marine Air Group 31. Op 18
april werden voor de eerste maal napalmbommen geworpen door
F4U's. Tijdens acties rond Okinawa schoten de piloten van de
Marine Corps 124 Japanse toestellen uit de lucht en kreeg de
Corsair de bijnaam 'Sweetheart of Okinawa'. Voor de
Japanners stond het toestel bekend als de 'Whispering Death',
vanwege haar specifieke geluid (al gaan er stemmen op dat deze
naam door de Amerikaanse propaganda machine is ontstaan).
In totaal zouden aan het einde van de oorlog 2140
vijandelijke toestellen vernietigd zijn door de F4U in
luchtgevechten tegen een verlies van 189 Corsair's.
Tijdens de 64.051 missies gingen verder 349 verloren door
grondvuur, 692 door niet-operationele vluchten en 164 tijdens
crashes aan boord van vliegdekschepen.
Er werden varianten bedacht met de F4U-4 Corsair als
basis. De F4U-2 met de radar aan de stuurboordvleugel kreeg
een opvolger in de vorm van de F4U-4E en de F4U-4N met
respectievelijk de APS-4 en de APS6 radar. Uitgerust met
kanonnen kwamen ze te laat om nog aan de strijd tegen Japan
deel te nemen.
De F4U-4 Corsair met 20mm kanonnen
(Illustratie: James Hjelt)
In 1944 toen de kamikaze dreiging serieuze vormen aannam,
werd er gekeken naar een F4U die op lage hoogte kon opereren.
Hiertoe werd een Pratt & Whitney R-4360 radiaal motor met
28 cilinders in vier rijen in een F4U-1 geplaatst en getest.
Ook een FG-1 van Goodyear was op deze manier aangepast als de
XF2G-1. Uit deze proefnemingen werd een geheel nieuw toestel
geboren, de F2G-1. In maart 1944 kreeg Goodyear de order voor
418 toestellen, de F2G-1 voor operaties vanaf het land, de
F2G-2 vanaf vliegdekscheppen.
Een van de vijf F2G-1 Super Corsairs
De enorme motor werd ten volle benut door de traditionele
cockpitkap te vervangen voor een druppelkap. De bewapening van
de F2G-1 bestond uit vier tot zes .50 machinegeweren en acht
raketten of twee 1000 pond bommen. Maar de toestellen, ook
wel Super Corsair genoemd, die van
de productielijn kwamen bleken niet de snelheid te halen die
men gedacht had en de kist was lastig te vliegen in de
lengterichting. Ook de aanvoer van motoren verliep traag. De
order werd teruggebracht en slechts vijf F2G-1 en vijf F2G-2's
werden afgeleverd.
Een F4U-5NL van CVA-39, aan boord van USS Lake Champlain,
1953 (let op de radar in de
stuurboordvleugel)
Er werd ook nog een F4U-5 geproduceerd, maar die kwam ook
te laat voor de Tweede Wereldoorlog. In deze versie werd voor
het eerst de linnen bekleding aan de buitenste panelen
vervangen voor metalen. Vering zorgde voor een gemakkelijker
bediening van de hoogteroeren, tot 40%! Tevens werd de neus
verlaagd voor een beter zicht. Van de F4U-6 werden 110
gebouwd, die meer bewapening kon dragen en zwaarder pantser
droeg. Van de F4U-7, de laatste variant, werden 90 gebouwd. De
F4U-6 en de F4U-7 waren in principe gelijk en stonden beide
bekend al AU-1. Het verschil tussen F4U-6 en de F4U-7 was dat
de '6' een R-2800-83W motor had en de '7' een R-2800-18W. De
F4U-7 (AU-1) ging naar de Franse marine.
Een AU-1 (F4U-7) van de Franse marine
(Illustratie: Wings Palette)
Buiten de Franse, Britse en Amerikaanse marine vlogen ook
Argentinië, Nieuw-Zeeland, Honduras en El Savador met de Corsair. Toen na tien jaar in 1952 de productie werd
gestopt waren er 12.571 Corsairs afgeleverd. Toch zou
de naam voortleven in een ander toestel van Vought, namelijk
de A-7 Corsair II, een
aanvalsvliegtuig dat in 1965 haar eerste vlucht maakte.
Met race-nummer #94, (buNo 92050), tentoongesteld in
Denver, Colorado
Er zijn verschillende Corsairs bewaard gebleven,
zowel museaal, dan wel vliegwaardig. Het is een opvallende
verschijning in de warbird wereld, die lange neus en die
geknakte vleugel. Ook is het toestel een vaak gebruikt toestel
voor de zogenaamde air-races, zoals die op Reno, Nevada. Eén
van deze kisten, met race-nummer #94, (buNo 92050) kwam ik
tegen in 2000 in het 'The Wings over the Rockies' museum op
Lowry AFB in Denver, Colorado. Toch zijn Corsairs het
fraaist, in mijn ogen, in gerestaureerde staat zoals ze in
oorlogsjaren opereerden (zoals bijvoorbeeld de Chance Vought F4U-5NL Corsair hieronder,
welke bij het VMF 513 missies vloog in Korea oorlog).
Onderstaande technische gegevens
hebben betrekking op de F4U-1
Fabrikant |
Chance
Vought |
Ontwerper |
olv. Rex B.
Beisel |
Gebruik |
Jachtvliegtuig,
bommenwerper, verkenner |
Motor |
Pratt &
Whitney R-2800-8 Double Wasp |
Vermogen |
2000 pk |
Spanwijdte |
12,50 m |
Lengte |
10,16 m |
Hoogte |
4,90 m |
Vleugeloppervlakte |
29,17 m² |
Klimvermogen |
951
m/p.min. |
Gewicht |
leeg |
4074 kg |
Geladen |
6350 kg |
Snelheid
max. |
617 km/u op 6000
m, kruissnelheid; 293 km/u |
Plafond |
11.245 m |
Bereik |
1633 km |
Bewapening |
6 x .50
machinegeweren |
Bemanning |
1 |
Eerste
vlucht |
26 mei,
1940 |
Aantal
gebouwd |
12.571
|


BRONNEN
Klik hieronder om naar de homepage te gaan
OF GA TERUG
|