Dassault Mirage III/5
De Franse Delta

Zeg; 'Mirage', en iedereen ziet de onmiskenbare deltavleugel voor zich. Het is het militaire vliegtuig dat het naoorlogse Frankrijk weer liet schitteren in de wereld van de luchtvaart, het symbool van de zelfstandige revolutionaire industrie.

De MD-550 Mystere Delta
Klik voor 'copyright-disclaimer'

De basis werd gelegd in 1953 toen de Franse luchtmacht vroeg naar een relatief kleine jager voor alle weeromstandigheden. Het zou binnen 6 minuten naar een hoogte van 18.000 meter moeten klimmen. Op 25 juni 1955 ging de MD-550 Mystere Delta voor het eerst de lucht in. Marcel Dassault, de latere Géneral Aéronauttique wist dat de motoren die toen voor handen waren te zwak waren om aan de eis van de luchtmacht te kunnen voldoen. De MD-550 had twee in licentie gebouwde Armstrong-Siddeley Vipers van 795 kg stuwdruk aan boord. Om de klim van het toestel te bevorderen was er een afneembare houder met daarin een raketmotor, een Sepr 66 met een kracht van 1500 kg, onder de romp aangebracht.

Een vroeg prototype van de Mirage III

De testen wezen uit dat de, nu tot Mirage I omgedoopte jager, te klein was om bruikbaar te opereren. De vereiste Mach 2 werd bij lange na niet gehaald. Er werd een grotere versie ontworpen voor twee Turbomeca Gabizo motoren, met een stuwkracht van 1090 kg. Deze Mirage II, bleek na berekening, ook niet de vereiste Mach 2 te halen, ondanks het eventuele gebruik van 2 extra 750 kg stuwraketten, zou het net de Mach 1.55 halen. De Mirage II kwam niet verder dan een papieren vliegtuig. Maar alle ontwikkelingen leidden uiteindelijk tot de Mirage III.

Een prototype van de Mirage III in de vlucht

Werd de Mirage als jager ontwikkeld, al snel bleek dat het toestel veelzijdig inzetbaar was, ook voor grondaanvallen en verkenningstaken. De eerste order was voor 10 Mirage IIIA's om te testen door de Franse luchtmacht. In augustus 1958 kwamen al de vervolgorders terwijl het testen eigelijk nog maar net begonnen was.

Een Zwitserse Mirage IIIE met de SEPR 844 raketmotor

De ontwikkeling van de Mirage III ging in een rap tempo. Toen de Mirage IIIC werd ontwikkeld, en het toestel nog enkel werd gezien als een onderschepperjager tegen Russische bommenwerpers, werd er een raketmotor onder de Mirage geplaatst welke een extra 800 kg aan stuwkracht opleverde. Er was voor 80 seconden aan een nitraatmengsel met jetbrandstof aan boord waarmee de SEPR 844 motor tot zes maal opgestart kon worden (soms, want het systeem was weinig betrouwbaar). Het moest vooral een extra 'boost' geven tijdens de vlucht.

Een Zwitserse Mirage III

De uitstraling van de Mirage III deed veel landen geïnteresseerd raken naar deze veelzijdige Delta jager. Nadat de eerste Mirages IIIC's in 1961 in operationele dienst kwamen in Frankrijk, bestelde Zuid-Afrika in 1962 Mirages in verschillende uitvoeringen (58 totaal). Al snel volgde Pakistan, met 30 stuks en Zwitserland, met 42 stuks. De Zwitserse Mirages konden ook uitgerust worden met raket aandrijving, maar dan vooral om de start te bekorten. Hiervoor werd dan gebruik gemaakt van de zogenaamde 'rato' (rocket assistance take-off),

Deze Zwitserse Mirage (een Mirage IIING met canard-vleugeltjes boven
de motorinlaten) gebruikt 'rato' (rocket assistance take-off) tijdens de start.
(foto: Cavok Brasil)

Als Commonwealth land was het enigszins verbazingwekkend dat Australië voor de Mirage III koos. Australië ontving 50 Mirage IIIO(F) jagers en 50 IIIO(A) jachtbommenwerpers en 16 Mirage IIID trainers. In 1988 werden de Mirages uitgefaseerd door Australië toen de Mirage vervangen werd door de F-18 Hornet. Vijftig vliegwaardige Mirages werden toen overgedaan aan Pakistan.

Eén van de Mirage III's van Australië

Ook andere landen kochten Mirages, zoals Argentinië, Brazilië, Venezuela, Spanje en Libanon. Een belangrijke afnemer was Israël. Tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 werd de Mirage IIICJ tot het uiterste getest en slaagden met vlag en wimpel. De Mirages vlogen 12 missies per dag, waarbij de 'omdraaitijd' van 20 minuten werd teruggebracht naar slechts 7 minuten. De jagers van Israël hadden als belangrijkste wapen de Israëlische versie van de Sidewinder, de Rafael Shafrir, aan boord.

Een Israëlische Mirage III vernietigd een MiG-21

Ondertussen had Israël in 1965 een verzoek ingediend bij Dassault om een VFR (mooi weer versie) voor grondaanvallen te ontwikkelen. Bij deze versie, de Mirage 5, werd bij de meeste van de vliegtuigen de radar en vuurgeleidingsapparatuur verwijderd en de brandstof capaciteit werd met 500 liter verhoogd. De Mirage 5 werd een groot verkoopsucces naar verschillende landen, waaronder België.

Een ex-Belgische Luchtmacht Mirage 5BA (BA35) in het museum
van Hermeskeil, Duitsland. (de neus is afkomstig van een Mirage IIIE)

Ondanks het initiatief voor de Mirage 5, mocht Israël om politieke redenen het toestel niet ontvangen (ondanks dat ze al betaald waren). Hierop besloot Israël een eigen 'Mirage' te bouwen, de Nesher (Eagle). Het toestel werd met succes ingezet tijdens de Yom-Kippur Oorlog in 1973, toen er meer dan 100 'kills' werden geclaimd. Aan Argentinië werden er 61 Neshers onder de naam 'Dagger' verkocht.

De productie van de Nesher was een vingeroefening voor de bouw van de Kfir. Uitgerust met de General Electric J79 motor had Israël een regelrechte prijswinnaar met internationale verkoop.

ex-Israeli Air Force Kfir C2 in de VS bij Airborne Tactical Advantage Company

Er verscheen ook nog een Mirage 50 met de krachtige Atar 9K50 motor. Toen Dassault met de Mirage 50 naar buiten kwam in 1982 bleek dat de wereld weinig belangstelling meer had voor deze Mirage versie. Alleen Zuid-Afrika en Chili mochten er enkele ontvangen. Dassault kwam nog met de Mirage IIING, waarbij onder andere canard's (kleine vleugeltjes) aan te brengen bij de motorinlaten. Dit verbeterde aanmerkelijk de wendbaarheid. Maar het was de laatste stuiptrekking van een vliegtuig dat zijn tijd gehad had.

De eenvoudige ogende cockpit van een Mirage III

Een opvallende versie was de Balzac V. Het moest de VTOL (Vertical Take Off & Landing) van Frankrijk worden. In 1964 kwam de piloot om tijdens een testvlucht. Na reparatie stortte het toestel weer neer, en was nu geheel verwoest met weer een omgekomen piloot. De zwaardere opvolger van de Balzac was de Mirage III V, waarvan twee prototypes werden besteld. Deze steilstarter was in staat om Mach 2 te bereiken. Met acht Rolls-Royce RB 162-1 lift jets en een Snecma TF 106 met naverbrander, welke een Franse versie was van de Pratt & Whitney JTF 10 turbofan. Op 12 februari 1965 vloog het voor het eerst in handen van René Bigand.

De Mirage III V 01 VTOL in 1962

Het tweede prototype, de Mirage III V 02, was uitgerust met een Snecma TF 306 turbofan en maakte de eerste vlucht op 22 juni 1966. Tijdens de 11de vlucht op 12 september 1966 werd een snelheid van Mach 2.03 gehaald! Hiermee werd de Mirage III V het snelste VTOL vliegtuig in de wereld. De Mirage III V leidde uiteindelijk ook tot niets en het project werd na een ongeluk in november 1966 geschrapt. Tot tevredenheid van de onderhoudsdienst waarschijnlijk. De acht motoren zouden een ware nachtmerrie voor deze mensen zijn geweest.

Een Mirage IIIR in het museum te Hermeskeil, Duitsland

Fabrikant Dassault-Breguet
Ontwerper Dassault
Gebruik Jager/verkenner/bommenwerper
Motor SNECMA Atar 9
Vermogen Mirage III; Atar 9B3 6000 kg, Mirage 5; Atar 9C 6200 kg
Spanwijdte 8.22 m
Lengte IIIC; 14.73 m, 5; 15.56 m
Hoogte 4.50 m
Vleugeloppervlakte 34.85 m²
Klimvermogen
Gewicht leeg IIIC; 6155 kg,
5; 6600 kg
Geladen IIIC;12.600 kg,
5; 13.700 kg
Snelheid max. 2350 m/u
Plafond 17.000 m
Bereik 1300 km (4000 km met uitwendige tanks)
Bewapening 2 x Defa 552 30mm kanonnen, 4000 kg bommen, Matra lucht-lucht en sidewinder raketten,
Bemanning 1, trainerversie; 2
Eerste vlucht Mirage III; 17 november 1956, Mirage 5; 19 mei 1967
Aantal gebouwd 1380 (inclusief de 50 versie)

BRONNEN

Klik hieronder om naar de homepage te gaan

OF GA TERUG