HÜRTGENWALD 1944
De 'Gehaktmolen'

8th Infantry Division
krijgt hulp van CCR

Toen bleek dat het VII Army Corps te zwak was om de aanval alleen voort te zetten, die op 16 november was ingezet, werd op 19 november de opdracht gegeven dat de 8th Division, van het V Army Corps, de aanval zou openen op Hürtgen. De 8th Division werd versterkt met Combat Command R (CCR) van de 5th Armored Division. Op 21 november werd een aanval gelanceerd door het 121st Infantry Regiment onder commando van Col. John R. Jeter. Dit ging weer rechtstreeks, terwijl men onderhand geleerd zou moeten hebben dat dit een hopeloze tactiek was. Voor het 121st Regiment werd het vier dagen ploeteren door de bossen die vol lagen met landmijnen en waar een constante regen van granaten en andere projectielen in neerdaalden. Op 24 november werd het voor een compagnie, dat optrok langs de Weisser Wehvallei, te veel en deze vluchtte uit het gebied. Jeter verving direct haar commandanten voor ‘verse’. Ook in de dagen daarna werden verschillende andere commandanten uit hun positie gezet, terwijl de oorzaak niet lag bij de bataljon- en compagnie officieren aan het front. Het lag juist bij de commandanten ver achter het front die deze officieren met een onmogelijke taak opzadelden.

Een vermoeide Thomas W. Gilgore van het 121st Regiment, 8th Division

Op 25 november had het 121st Regiment in vier dagen 1200 man verloren, waarvan de helft door uitputting en ziekte en was het doel nog steeds niet bereikt. Er werd bepaald dat Col. Jeter in gebreken was gebleven en deze werd ook van zijn post ontheven. General Stroh, commandant van de 8th Division, besloot nu CCR met haar tanks, onder commando van Col. Glen N. Anderson, in te zetten. De tanks trokken op vanuit Germeter over de weg naar Hürtgen. De bossen links van de weg werd nog steeds bezet door Duitsers. De eerste tank kwam tot stilstand in een krater in de weg, de volgende liep op een mijn. De bergingstank die te hulp schoot werd uitgeschakeld door een anti-tank granaat. De meetrekkende infanterie werd vastgezet door het moordende vuur dat op hen neerdaalde. CCR moest terugtrekken met een verlies van zeker 150 manschappen.

26 november, het 18th Field Artillerie Battalion maakt een
batterij 4.5" M8 raketten gereed voor lancering

Ondanks hun enorme verliezen waren de mannen van het 121st regiment gestaag bezig terrein te winnen. Op 26 november lagen ze ten westen van Hürtgen aan de bosrand. De Duitse troepen hadden het bos verlaten en waren teruggetrokken in Hürtgen. Deze vijandelijke troepen behoorden tot het Heeres-MG-Bataillon 31 van de 344. Infanterie Division. Meter voor meter drongen de Amerikanen de Duitsers het dorp uit. Op 28 november, tegen 18.00 uur was Hürtgen dan eindelijk in de handen van het uitgeputte 121st Regiment en het toegevoegde 13th Infantry Regiment.

De staf van het 121st Regiment heeft haar intrek genomen in een boerderij,
aan de Höhenstrasse 89, in Hürtgen.
(de eigenaar R. Prinz was van 1952 tot 1972 burgemeester van Hürtgen)

De dag dat Hürtgen in Amerikaanse handen viel ging het verlof in van General Stroh, die vervangen werd door General William G. Weaver. Weaver zette gelijk CCR in om door te stoten naar Kleinhau om de manschappen van de 4th Division te hulp te komen. De volgende dag, 29 november, ging de aanval van start met een inleidend bombardement door jachtbommenwerpers en een artillerie beschieting op Kleinhau. Een gevechtseenheid van CCR onder leiding van Lt-Col. Hamberg bereikte Kleihau anderhalf uur later en zuiverde het van Duitse soldaten en namen er 55 gevangen. Negen tanks, 13 Halftracks en 60 man had deze operatie gekost aan Amerikaanse zijde.

Een M4 Sherman tank van het 709th Tank Battalion in Hürtgen
(rechts een uitgeschakelde Sherman)

Om dit gebied veilig te stellen werden het 121st- en het 28th Regiment wederom ingezet om de bossen en de Tiefenbachvallei ten zuidoosten van Kleinhau te zuiveren. Na drie dagen zware strijd trok Task Force Hamberg richting Brandenberg. Na een kilometer of wat liepen drie tanks op mijnen en een vierde werd door een anti-tank granaat uitgeschakeld, wederom moest een aanval worden afgebroken. In de nacht ruimde de Amerikaanse genie 250 landmijnen.

Manschappen van het 121st Regiment op weg naar Kleinhau

Met luchtsteun van P-47 Thunderbolts wist de Task Force Hamberg de volgende dag Brandenberg binnen te rollen. Maar om verder te rukken naar Bergstein en de Burg Berg (Hill 400) had de Task Force meer troepen nodig. Maar alle eenheden van de 8th Division hadden hun handen vol aan het zuiveren van verzetshaarden bij Vossenack. Hamberg moest wachten.

Onderwijl dat de strijd rond het Hürtgenwald werd uitgevochten werden al Duitse eenheden bij elkaar gebracht om het Ardennen Offensief te ontketenen op 16 december. Eén van deze eenheden, de 272 Volksgrenadiersdivison onder leiding van Oberst Kosmala, werd nu losgemaakt uit deze opbouw en van Monschau naar Bergstein gezonden.

De gele route geeft Task Force Hamberg aan
(Google Earth)

De Task Force Hamberg werd aangevuld met versterkingen van CCR en wist op 5 december, een tiental uren voor de Duitsers Bergstein bereikten, het dorp in te nemen. De Amerikaanse verdediging bestond in Bergstein nu uit 16 tanks, 6 tankjagers en 400 man. Op 6 december opende het Duitse 980. Grenadier Regiment, van de 272 Division de aanval op Bergstein. In het donker dreunde de aanval twee uur lang voort. Met het ochtendgloren trokken de Duitsers terug. Gedurende de dag werden nogmaals twee aanvallen afgeslagen. Het was zaak dat de Amerikanen Burg Berg in gingen nemen. Deze heuvel, bij de Amerikanen bekend als Hill 400, was een ideale positie om gevechtsbewegingen waar te nemen. Men kon geen beroep doen op de vermoeide mannen van de 8th Division. General Weaver vroeg om bijstand van een elite eenheid, de 2nd Rangers Battalion.

Het 2nd Rager Battalion had vanaf D-Day, toen deze eenheid Pointe du Hoc had bestormd en op Omaha Beach had gevochten zich vechtende een weg gebaand richting Brest en terug naar Normandië. Eind november waren ze in de omgeving van Hürtgenwald te vinden. Van de oorspronkelijke eenheid die op 6 juni was geland was weinig meer over. Capt. Sidney Salomon die een peloton naar het strand van Omaha had geleid was nu commandant van B-Company. Ook nog steeds aanwezig was Sgt. Leo Lisko die een lamp had bediend om scheepsgeschut tijdens D-Day te leiden, en Lt. James Eikner die Lisko toen stuurde was nog bij het bataljon. Nog steeds werd 2nd Rangers geleid door Lt-Col. James Earl Rudder. Toen het bataljon bij de 28th Division werd gevoegd waren de Rangers teleurgesteld, omdat ze een specialistisch team waren. Op dat moment bestond het bataljon uit 485 man en 27 officieren.

Opgesloten in natte schuttersputten, onder constant vallend Duits vuur en hemelwater vonden de mannen zich nutteloos in hun verdedigende positie. Maar op 6 december kwam dan het verzoek om Hill 400 in te nemen. De heuvel was bestookt met napalm, mortieren, bommen en andere granaten. Maar na iedere barrage kwamen de Duitsers uit hun bunkers en hielden de Amerikanen van de heuvel af. Toen het verzoek de Rangers bereikte was juist Rudder commandant geworden van het 109th Infantry Regiment en niet op zijn hoofdkwartier. Zijn naaste medewerker, Capt. George Williams verzocht om geen artillerie vuur meer te geven op de heuvel als de aanval van start zou gaan om 03.00 uur, op 7 december. Steels naar voren gaan en Verrassing was het devies. Later terug op het hoofdkwartier hoorde Williams van Rudder zijn vertrek en Williams werd vervolgens tot Major gepromoveerd. De Rangers vertrokken naar Bergstein. Hier werden ze opgevangen door Sgt. Earl Lutz die hen die hen zou ontmoeten op de toegangsweg. Bij aankomst daar trof Lutz niemand. Hij vloekte zacht en om hem heen rezen de donkere gestalten van de Rangers.

De Rangers gaan op pad,...

De Rangers vervingen het aanwezige 47th Armored Infantry Battalion nadat er overleg was gepleegd naar vijandelijke posities. Rond drie uur in de nacht lagen vier compagnieën, A, B, C en E in Bergstein. De Company’s D en F lagen ingegraven aan de voet van de heuvel. Tegen het ochtendgloren zouden deze mannen een stormloop maken over honderd meter open terrein de heuvel op. Met het eerste licht klonk de kreet uit de mond van ex-veteraan van Pointe du Hoc, Sgt. Bill Petty; 'Let‘s go get the bastards!‘, en rezen de mannen omhoog en renden door de sneeuw. Machinegeweren ratelden van beide kanten. Diegene onder de Rangers die Pointe du Hoc hadden meegemaakt vonden Hill 400 vele malen zwaarder vanwege de bevroren en gladde grond. Maar vanwege de plotselinge aanval zonder voorbereidende artillerie beschieting werden de Duitsers verrast. Sgt. Petty trok op met een andere Ranger, Anderson en hoorden in een bunker Duitsers. Ze wierpen een granaat naar binnen, en vlak voor ze naar binnen zouden gaan om de bunker met een BAR schoon te vegen, explodeerde een granaat, afgeschoten door de Duitsers op hun eigen stellingen. Anderson werd dodelijk getroffen door een scherf in het hart waarop deze stierf in Petty zijn armen. Een uur later werd de broer van Anderson getroffen en stierf ook in de armen van Petty. Maar de Rangers hadden de Duitsers de heuvel af gejaagd en namen de bunkers over.

Vijf Duitse pogingen werden gedaan om de heuvel weer terug te pakken. Tegelijk werd ook Bergstein aangevallen en de andere drie compagniën hadden hun handen vol om de Duitsers uit de stad te houden. Het was tien tegen één, maar de Rangers hielden stand. Goed geplaatste artillerie, ingeroepen door FO (Forward Observer) Lt. Howard Kettlehut van het 56th Armored Field Artillerie Regiment die een ring van vuur rond de heuvel legde, spaarde de Rangers. Ook de volgende dag toen de Duitsers weer aanvielen werden deze weer zwaar bestookt door de artillerie van Kettlehut. Aan het einde van de 8ste december werden de Rangers afgelost door een infanterie regiment. De verliezen waren 90% voor de Rangers, maar ze hadden de heuvel behouden. Deze zou negen dagen later alsnog terug vallen in Duitse handen. In februari 1945 viel Hill 400 definitief in Amerikaanse handen.

Burg Berg (Hill 400) nabij Bergstein tegenwoordig

Met de strijd om Hill 400 kwamen de gevechten om het Hürtgenwald tot een roemloos einde. De 8th Division had in haar 18 dagen durende strijd bijna 4000 man verloren aan doden en gewonden en nog eens 1200 aan gevechtsuitputting en door ziektes.

Een veteraan van D-Day, de Ranger Lt Len Lomell die de kanonnen in het achterveld van Pointe du Hoc had vernietigd, vatte de strijd als volgt samen: ‘6 juni, 1944 was niet mijn langste dag,... 7 december, 1944 was mijn langste en meest miserabele dag op aarde tijdens mijn hele leven.’ Om er aan toe te voegen: ‘De maanden lange strijd om het Hürtgenwald was een verliezer waar het hoogste echelon nooit meer over wenste te praten.’

Voor de epiloog en het nawoord, klik op onderstaande foto.