3 MAART 1942
Roebuck Bay - Broome

Een Dornier 24K in rustige tijden afgemeerd in Roebuck Bay, nabij Broome

Voorwoord

In rap tempo werd Nederlands-Indië onder de voeten gelopen, want Japan had olie nodig om haar oorlogsmachine in beweging te houden. De algehele verwachting was dat het Japanse leger eind februari 1942 de aanval zou openen op Java. In de nacht van 27 op 28 februari werd tijdens de ‘Slag in de Javazee’ de Koninklijke Marine een zware klap toegebracht toen het eskader onder leiding van schout-bij-nacht Karel Doorman tot zinken werd gebracht. Wat veel mensen zich niet realiseren was dat er naast de Nederlandse schepen ook andere Geallieerde schepen opereerden.

Hr.Ms. De Ruyter in vredestijd

Het eskader was als volgt samengesteld:
Zware kruisers: HMS Exeter (Royal Navy), USS Houston (US Navy),
Lichte kruisers: Hr.Ms. De Ruyter, Hr.Ms. Java (KM), HMAS Perth (Aust.)
Torpedobootjagers: Hr.Ms. Kortenaer, Hr.Ms. Witte de With (KM), HMS Electra, HMS Encounter, HMS Jupiter (RN), USS Alden, USS John D. Edwards, USS John D. Ford, en USS Paul Jones. (USN).

Hr.Ms. De Ruyter vuurt haar 15cm kanonnen

De Japanse zeemacht bestond uit 19 oppervlakte schepen, waaronder het lichte vliegdekschip ’Ryujo’. De vier Japanse kruisers hadden zwaardere kanonnen dan die aan boord van de Geallieerde schepen. De draagwijdte van de Japanse kanonnen was bepalend tijdens de gevechten, zij konden zelf buiten schot blijven van de Geallieerde kanonnen. Maar één van hun grootste troef was de langeafstand torpedo’s, welke, afgevuurd door de Japanse kruisers, de Hr.Ms. De Ruyter, Hr.Ms. Java tot zinken brachten.


Schout-bij-nacht Karel Doorman

Vanwege het internationale aspect van het eskader, waren er geen eensluidende seinboeken, maar waarbij de 'follow-the-leader' tactiek wel bij ieder bekend moest zijn. Dit sein was het eenvoudigst voor ieder schip herkenbaar, want het taalprobleem tussen Nederlanders en Engelstaligen moet niet onderschat worden. Dus werd via seinlampen aan één stuk door 'All ships-Follow me' uitgezonden. Al vrij snel na de slag in de Javazee, zou deze opdracht een eigen leven gaan leiden als de uitspraak 'Ik val aan - Volgt mij', uitgesproken door Schout-bij-nacht Karel Doorman. Deze 'opdracht' was natuurlijk fraai propaganda materiaal en het werd dan ook gebruikt op posters ed. om jongeren aan te zetten zich te verzetten tegen de bezetter.

De eerste slachtoffers die de Japanse vloot toebracht aan het eskader waren de torpedobootjagers Hr. Ms. Kortenaer en HMS Electra. Nadat de Royal Navy kruiser Exeter was beschadigd, werd deze onder escorte van Hr. Ms. Witte de With naar Soerabaja gebracht.

In de avond ging de HMS Jupiter verloren toen deze op een eigen mijn liep. De HMS Encounter vertok uit het gebied om ook naar Soerabaja te gaan. Iets voor middernacht onderschepten de Japanse kruisers de Nederlandse kruisers Hr.Ms. De Ruyter en Hr.Ms. Java welke door de Japanse kruisers tot zinken werden gebracht. Met het vergaan van de Hr.Ms. De Ruyter, ging ook de schout-bij-nacht Karel Doorman met zijn schip ten onder.

Ondanks dat Hr.Ms. De Ruyter bijna drie uur drijvende was en opvarenden alle tijd hadden om het zinkende schip te verlaten, kwamen er van de 436 opvarenden, er 367 om het leven. Van de Java was het dodental nog groter, van de 526 opvarenden, konden er slechts 14 zich redden.

De Amerikaanse kruiser USS Houston en HMAS Perth vertrokken uit het strijdgebied en liepen in de Bantam-baai tegen de Japanse invasievloot op. Er ontbrandde een vuurgevecht dat een uur zou duren en waarbij de beide Geallieerde schepen met torpedo’s tot zinken werden gebracht.

Links: De beroemde uitroep als propaganda

Op 1 maart 1942 worden de HMS Exeter en twee begeleidende Geallieerde torpedojagers in de Javazee door de Japanse marine onderschept. De poging van deze schepen om naar Colombo te ontsnappen wordt ruw verstoort. Alle drie schepen worden tot zinken gebracht. Hierbij komen zo’n duizend man om, waaronder 900 Nederlanders. In totaal sneuvelen ongeveer 2300 zeelieden in en rond de gevechten om de Javazee. Aan Japanse zijde waren slechts een dozijn manschappen omgekomen.

In november 2016 kwam aan het licht dat drie Nederlandse schepen, Hr.Ms. De Ruyter, Java en Kortenaer, die als oorlogsgraf gelden, verdwenen waren van de bodem van de Javazee. Naast het spoorloos verdwijnen van deze Nederlandse schepen, bleken ook de Britse HMS Exeter, Encounter en Electra en een Amerikaanse onderzeeboot zoek. Zoals het er nu uit ziet hebben schroothandelaren de roestige brokken staal geborgen en naar Surabaya overgebracht voor verdere verschroting.

Met de Japanse invasie voor de deur, gaf de commandant Zeemacht in Nederlands Oost-Indië, vice-admiraal Conrad Helfrich opdracht het militaire personeel (en familie) en materieel over te brengen naar Australië.

EVACUATIE NAAR AUSTRALIË
(3 maart 1942, Broome)

Er werd een Geallieerde shuttledienst gestart welke liep van Java naar Broome (tussenlanding) en dan verder naar Perth en/of Sydney. Op drukke dagen vlogen tegen de zestig toestellen naar Australië. In veertien dagen, tot 3 maart 1942, werden zo rond de 8000 mensen geëvacueerd. Het was een mix van allerlei vliegtuigen die de evacués overbrachten, van passagiersvliegtuigen als de DC-3, maar ook bommenwerpers en verschillende grote vliegboten, zoals de PBY Catalina en de Dornier 24K vliegboten werden voor deze taak ingezet.

Een Nederlandse Consolidated PBY Catalina

Op 2 maart 1942 vertrokken weer een aantal vliegboten vanuit Oost-Java richting Broome. Afgeladen met passagiers en brandstof was het een lange en oncomfortabele vlucht. Sommige vliegtuigen hadden wel 40 personen aan boord, veelal families van officieren, waaronder veel vrouwen en kinderen. De eerste Nederlandse toestellen die Roebuck Bay bij Broome aandeden waren drie Dornier vliegboten, de X-3, X-23 en de X-28. In de schemering gingen ze voor anker in de baai. Hier lag aan een pier een juist aangekomen Curtis Seagull welke van de kruiser USS Houston afkomstig was. De Dorniers lagen nog maar juist in de baai toen twee Australische Short S23 C Class Empire Flying Boats, de 'Centaurus' (G-ADUT) en de Corinna' (G-AEUC), in de baai arriveerden.

Short S23 C Class Empire Flying Boat 'Corinna'
(foto: aeropedia.nl)

In de nacht wisten twee Catalina’s van de US Navy de baai te vinden en zochten ook een plekje. In de vroege ochtend van 3 maart arriveerden tussen 06.30 uur en 08.30 uur vier Nederlandse Catalina’s, de Y-59, Y-60, Y-67 en de Y-70. Tegen 09.00 uur landden nog twee Nederlandse Dornier 24K vliegboten in de Roebuck Bay, de X1 en X20. Vanwege het afnemende tij laggen deze iets verder buiten de baai. Later in de ochtend kwamen nog twee Britse RAF Catalina’s, de FN-V en de FV-W afkomstig van Tjilajap, Java, bij de 13 al reeds in de baai dobberende vliegboten en de Seagull.

De Dornier 24K 'X-1' welke verwoest werd bij Broome

Op 19 februari waren de Japanners geland op Timor en nadat het radioverkeer opvallend toegenomen was, werd het tijd eens in de richting van Broome te kijken. De Japanse marinevliegcommandant op Koepang, Timor, kolonel Takeo Shibata, zond een Kawanishi H6K vliegboot uit om de situatie daar te observeren. Op 2 maart kwam de Japanse verkenner over Broome gevlogen. Vanaf een hoogte van 13.000 voet (4000 meter) werden op het plaatselijke vliegveld acht grote toestellen gezien, maar de Roebuck Bay was toen nog leeg.

Een Kawanishi H6K, lijkt op een kruising van een Catalina en een Dornier 24K

De volgende dag, 3 maart werden negen A6M2 Model 21 Zero jagers van 3e AG, begeleid met een Mitsubishi C5M2 commando-verkenner, onder commando van Luitenant Zenziro Miyano, naar Broome gestuurd, om het vliegveld aan te vallen. Hier zou hun een verrassing wachten die de Japanse piloten niet hadden voorzien, een baai vol vliegboten.

Een Mitsubishi C5M2 commando-verkenner

Niet alleen waren vliegboten op 3 maart in de Roebuck Bay geland, maar ook op de landingstrip van Broom. Eén van deze toestellen die in de ochtend landde, was een Lockheed Lodestar L18-40 die gevlogen werd door de Nederlandse luitenant 1ste klasse Willem Frederik Auguste ‘Gus’ Winckel. Na een lange vlucht vanaf Bandung was hij blij aan de grond te staan en zich uit te kunnen strekken. Hij was van plan om na het bijtanken door te vliegen naar Perth. Het was rond 09.30 uur, toen hij enkele stippen in de lucht groter zach worden. Hij vroeg aan iemand die bij het vliegveld hoorde of de RAAF (Royal Australian Airforce) ook vloog en toen het antwoord ontkennend is, riep Winckel: ‘Sound the alarm. The Japs are coming’. Toen de Zeros' neerdoken, zach Winckel direct het gevaar, de vliegtuigen op het water en op het vliegveld waren 'sitting ducks'. De passagiers die hij vervoerde in zijn Lodestar liet hij uitstappen en schuilen in betonnen buizen naast de baan.

Slechts negen A6M2 Model 21 Zero jagers van de 3e AG waren verantwoordelijk
voor de slachting onder toestellen in de baai en het vliegveld van Broome.
Ook het neerschieten van de DC-3 PK-AFV 'Pelikaan' kwam voor hun rekening.

Luitenant Zenziro Miyano, de commandant van de aanvalseenheid kon zijn ogen niet geloven toen hij Broome naderde. In de baai lagen 15 vliegboten voor anker. Hij dirigeerde drie Zero's naar het vliegveld en drie zouden de vliegboten in de baai aanvallen. Luitenant Miyano bleef met sergeant Takashi Kurano en Zempei Matsumoto achter en zouden voor de dekking op hoogte verzorgen.

De eerste doelwitten voor de Japanse jagers waren de twee grote, Australische Short S23 C Class Empire Flying Boats. In blinde paniek sprongen de meeste mensen overboord het water in. Ratelende machinegeweren en boordkanonnen van de Zero’s schoten vervolgens twee Catalina’s in brand en tot zinken. Het was een schiettent voor de Zero’s. Overal in de baai lagen wrakken van vliegboten te branden. Het water rond de toestellen stond in vuur en vlam, door de gelekte vliegtuigbrandstof, waartussen mensen zwommen die hun hachje probeerden te redden.

De Short S23 C Class Empire Flying Boat 'Centaurus' was, samen met
de 'Corinna', slachoffer van de eerste 'run-in' van de Zero's

Zero piloot Osamu Kudo, zag de Seagull, van de USS Houston, opeens los komen van het water. Maar al snel werd zijn blik getrokken naar een veel groter doelwit, de B-24A Liberator, #40-2370 'Arabian Knight', van het 435th Bombardment Squadron, 19th BG, welke van de Broome strip opsteeg. Naast de bemanning waren er 33 zieke en gewonde Amerikanen en Britten aan boord. De B-24 had geen schijn van kans tegen de snelle Japanse jager. Nog voor het over zee was sloegen de kogels en granaten in het toestel, en na 11 kilometer was de oneven strijd voorbij toen het in stukken brak en in zee stortte. Slechts twee overlevenden wisten later de kust zwemmende te bereiken (waarvan later ook nog één overleed). De Seagull wist door de interceptie van de B-24 heelhuids Port Hedland te bereiken.

B-24A Liberator, #40-2370 'Arabian Knight' wordt in sommige bronnen incorrect
als #40-2374 en met de naam 'Arabian Night(s)' aangegeven,

B-24A Liberator, #40-2370 'Arabian Knight' in betere tijden
(dit toestel werd door Osamu Kudo vernietigd)

Als de passagiers van Winckel zijn Lodestar een goed heenkomen hebben gezocht, ziet Winckel dat Bill Maks, de telegrafist van zijn bemanning, een .30 Colt MG40 machinegeweer bij de achterramen van de Lodestar aan het loskoppelen was. Winckel nam het wapen en een trommel munitie van Maks over. Op het moment dat Maks een veilig heenkomen zocht, maakten de Japanners een run over het vliegveld en namen de Lodestar onder vuur.


Luitenant 1ste klasse W. F. A. Guus 'Gus' Winckel

Bij de tweede run was Winckel gereed voor ze. Winckel had het machinegeweer tegen zijn schouder gedrukt en ondersteunde het wapen aan de loop met zijn linkerhand. Hij keek langs de loop toen de Zero van Osamu Kudo op lage hoogte aan kwam vliegen. Winckel kon het gezicht van de piloot zien terwijl hij het machinegeweer liet ratelen. Er werden goede treffers gemaakt, waaronder enkele die dodelijk bleken voor het toestel. De Zero draaide naar zee waar het even later in neerstortte, waarbij Kudo omkwam. In zijn enthousiasme had Winckel de loop van zijn machingeweer vastgepakt om ermee te kunnen richten. De hitte van de loop had zijn linkerhand deerlijk verbrand.

In een interview met documentaire maker David Batty verklaarde Gus Winckel hoe hij de Zero neerschoot;

’And one of them, that was that Sergeant Kudo, he came a bit too close. See? Very very close. You can see his face in -- in the plane, you know, so low he was. So, and I couldn't miss him. So I had the gun on* my shoulder and had the barrel in my hand. And I had my hand on the trigger. And we got a sighting device on the top. So I just -- when he came along, I just go -- brrrrrr. Just like that. So it put quite a few bullets in him too. Then he flew on, flew on, and made a big turn, and then, later on, he crashed in the sea.’

*In bovenstaand verslag van Winckel, zegt hij dat hij het wapen vanaf zijn schouder schoot; 'So I had the gun on my shoulder',...'. Schieten vanaf de schouder met dit wapen is onmogelijk, en ook onwenselijk, het lawaai is naast je oor oorverdovend, de munitieaanvoer zit in de weg, de terugslag van het wapen is niet op te vangen, enz. Maar je kunt zijn uitspraak ook anders formuleren. Met '...on my shoulder' bedoelt Winckel, 'tegen' zijn schouder, 'on' moet men lezen als 'pushed against my shoulder'.

Dit type wapen werd gebruikt door Gus Winckel,
de Colt M1919 MG40, .30 caliber M2 AN (Army-Navy), voor vliegtuigen
(als FN38 in licentie gebouwd bij Fabrique Nationale de Herstal, België,
en herkenbaar aan de elliptische koelgaten rond de loop).

De Lodestar van Winckel, de LT9-18, stond in brand, en de aanblik maakte Winckel kwaad. Het vliegtuig had hem drie maanden trouw gediend tijdens de 600 uur vliegtijd. Het was een schrale troost dat hij de enige was die die dag een Japanse jager wist neer te schieten. Ondanks het letsel aan zijn hand, nam hij volop deel aan het evacueren van de gestrandde vluchtelingen en de gewonden.

De Lockheed Lodestar LT9-18, in goede en slechte tijden (klik op de foto)
(Foto's: N.Geldhof en 'Traces of War')

Naast de Lodestar van Winckel werden nog zes andere Geallieerde toestellen vernietigd op het vliegveldje. Te weten twee B-17 Flying Fortress bommenwerpers, een B-24 Liberator bommenwerper, de DC-3 PH-ALO van de KNILM, en twee RAAF Hudsons werden slachtoffer van de onverhoedse Japanse aanval.

Het wrak van B-17E, #41-2449 van de 7th BG op het vliegveldje van Broome

Na twintig minuten was het voorbij en trokken de Zero’s zich terug richting Timor. Ze waren juist aan de terugvlucht begonnen toen er een eenzame traag vliegende DC-3 op hun pad kwam. Het was de DC-3 PK-AFV 'Pelikaan' gevlogen door Smirnoff. Het toestel werd een makkelijk doelwit voor de Zero's. De DC-3 maakte met een brandende motor een gedwongen landing op het strand van Carnot Bay. De reddingsoperatie nam verscheidene dagen in beslag.
(Als u niet via die pagina op deze pagina bent belandt, dan kunt u 'hier klikken' voor meer over die tragedie)

Broome direct na de aanval gefotografeerd vanuit de Mitsubishi C5M2

Direct na de aanval in Roebuck Bay, bij Broome, zetten bootjes zich in beweging om de slachtoffers uit de baai te redden. Voor 53 kwam de redding te laat. Velen waren gedood door Japanse kogels, verdronken of door de stroming naar zee getrokken. 25 slachtoffers werden nooit terug gevonden. Onder de vermisten was ook Leonie Elfride Lacomblé-Silvergieter Hoogstad de echtgenote van Eugène E.B. Lacomblé, de commandant van Hr.Ms. De Ruyter welke ten onder ging met zijn kruiser tijdens de Slag in de Javazee. De vrouw van schout-bij-nacht Karel Doorman, Isa en zoontje Theo van zes jaar, wisten uit hun vernielde Catalina te komen, waarbij ze gescheiden raakten. Na een uur werd Theo Doorman uit zee gehaald en herenigd met zijn moeder. Theo bleek toen een schampschot door zijn korte broekje te hebben gekregen. Minstens 88 doden waren er te betreuren na de Japanse aanval. Naast de 53 slachtoffers in de Roebuck Bay, vielen er op en rond het vliegveld 35 doden.

Mitsubishi A6M2-21 Zero Model 21 (X-182) gevlogen door Lt. Zenjiro Miyano

De overgebleven acht Zero’s keerden terug richting hun basis op Timor. Op de heenweg hadden de toestellen gebruik kunnen maken van extra brandstof in een afwerpbare tank onder het vliegtuig. Deze waren afgeworpen direct voor de aanval plaats vond. Het brandstofpeil werd kritiek toen de eenheid Timor naderde. Eén Zero haalde het niet en moest voortijdig op zee landen. De piloot kon gered worden.


Luitenant Zenjiro Miyano

Luitenant Zenjiro Miyano zou uitgroeien tot één van de meest gewaardeerde piloten van de Japanse marineluchtmacht. Een maand na de aanval op Broome werd 6e AG geformeerd met Miyano als divisie-officier. Op 3 en 4 juni 1942 werden aanvallen uitgevoerd op Dutch Harbor waarbij zes P-40 Warhawks werden neergeschoten tegen één Zero en drie ‘Val’ bommenwerpers. Al snel drongen de Amerikanen de Japanners in de verdediging. Op 7 oktober 1942 leidde Miyano, met zevenentwintig Zero’s aan boord van het vliegdekschip Zuiho, zijn eenheid naar Rabaul, waar de toestellen aan land gingen. Later in Buin werd 6e AG gereorganiseerd tot 204e AG. Hier bestudeerde Miyano de Amerikaanse luchtgevecht tactieken. Hij nam het vier vliegtuig formatie principe over en ontwikkelde een betere combinatie met gevechtsvliegtuigen en bommenwerpers.

Tijdens een aanval, op 16 juni 1943, met duikbommenwerpers op vijandelijke stellingen in Lunga wordt Zenjiro Miyano neergeschoten en komt om. In totaal zou Miyano zestien tegenstanders neergeschoten hebben.

Gus Winckel ontvangt de Bronzen Leeuw

Gus Winckel zijn actie om een Zero jager met een machinegeweer vanaf de heup, met succes, uit de lucht te schieten, ging niet ongemerkt voorbij. Amerikaanse vliegers gaven hem de bijnaam ‘Wild Bill Winckel’. Winckel trad toe bij het RAAF 18e (NEI) Squadron en zou later in de oorlog nog een Japanse minionderzeeboot tot zinken brengen met zijn B-25 Mitchell bommenwerper. Gus Winckel krijgt in 1942 het Bronzen Kruis met Eervolle Vermelding. Tevens ontvangt hij de Bronzen Leeuw. Op 9 december 1959 wordt het Vliegerkruis aan Winckel toegekend. In Australië is Winckel een oorlogsheld. In Broome werd een straat naar hem vernoemd.

Gus Winckel, geboren op 3 november 1912, verdeelde de laatste jaren zijn leven respectievelijk in Australië en Nieuw-Zeeland. Zijn gezondheid was lange tijd redelijk, maar zijn zoons vertegenwoordigen hem tijdens de zeventigjarige herdenkingen in 2012. Na een nare val, waarbij Winckel zijn heup brak, overleed hij zes weken later, op 17 augustus 2013, op 100 jarige leeftijd.

In Broome is er weinig dat nu nog herinnert, aan die geweldadige 3 maart 1942, buiten de straat vernoemd naar Gus Winckel. Bij extreem laag water dan verschijnen de wrakstukken van de vliegboten (zie de foto's hieronder). De meeste delen zijn nagenoeg onherkenbaar. Maar hier en daar zijn nog rompvormen te herkennen van een Dornier 24K of een Catalina. In het Broome Museum liggen enkele zaken die direct met de aanval te maken hebben. Hier zijn een paar machinegeweren te bewonderen die onder andere uit de wrakken in de Roebuck Bay afkomstig zijn.